Lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden in het Nederlands

Dit is een (onvolledige) lijst van Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging afwijkt van de meest gebruikelijke wijze. Dit zijn de onregelmatige en de sterke werkwoorden. Daarnaast zijn er werkwoorden waarbij een of meerdere vervoegingen ontbreken, de zogenaamde defectieve werkwoorden.

Algemeen

Het merendeel van de werkwoorden in het Nederlands kent een zogeheten zwakke vervoeging. De vormen hiervan verschillen onderling alleen met betrekking tot de -t of -d in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord. Bij een stemloze medeklinker op het einde van de stam vervoegt men met een -t. Bij een stemhebbende medeklinker wordt dit een -d.

Zie 't Kofschip voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Onvoltooid verleden tijd enkelvoud Onvoltooid verleden tijd meervoud Voltooid deelwoord
Stemhebbend stam + de stam + den ge + stam + d
Stemloos stam + te stam + ten ge + stam + t

Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging van het bovenstaande paradigma afwijkt, worden sterk en/of onregelmatig genoemd. Sterk wil hier zeggen dat de onvoltooid verleden tijd een andere klinker krijgt in de stam (dit verschijnsel noemt met ook wel een ablaut). Het voltooid deelwoord eindigt bij deze werkwoorden doorgaans op -en.

Men spreekt van een onregelmatig werkwoord als de vervoeging in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord niet duidelijk onder een van de twee hiervoor beschreven paradigma's (sterk of zwak) valt. De meest voorkomende werkwoorden waarvoor dit geldt zijn hebben, zijn, wezen, kunnen, zullen, mogen en willen. Deze werkwoorden zijn tevens onregelmatig in de tegenwoordige tijd.

Samengestelde werkwoorden

Van op geheel dezelfde manier vervoegde samengestelde werkwoorden wordt in deze lijst alleen het grondwoord (tweede deel) vermeld, tenzij de manier van vervoegen in de samenstelling afwijkt; afblijven, doorrijden en dergelijke woorden worden daarom niet apart vermeld, maar woorden als bekvechten en stofzuigen wel.

Werkwoorden met een voorvoegsel

Hetzelfde geldt voor de samengestelde werkwoorden met een onbeklemtoond voorvoegsel. De onbeklemtoonde voorvoegsels zijn be-, er-, ge- en ont-. Daarnaast zijn er voorvoegsels die zowel onbeklemtoond als beklemtoond kunnen optreden: aan-, door-, her-, om,- onder-, open-, over, ver-, vol, voor-. Soms gebeurt dit zelfs bij hetzelfde kernwerkwoord, met als gevolg ook verschillende betekenissen: óndergaan = verdwijnen; ondergáán = behandeld worden; óverschrijven = opnieuw schrijven; overschríjven = ergens overheen schrijven.

Het deelwoordvoorvoegsel ge- vervalt als het werkwoord zelf al een onbeklemtoond voorvoegsel heeft. Dit is bijvoorbeeld zo in de vormen verblijven → verbleven, voorkómen → idem, hernemen → hernomen maar niet in vormen van scheidbaar samengestelde werkwoorden, zoals afblijven → afgebleven, hergebruiken → hergebruikt, vóórkomen → vóórgekomen, vérspringen → vergesprongen, óverschrijven → overgeschreven, overschríjven → overschreven.

Werkwoorden met een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord als voorvoegsel krijgen soms een andere vervoeging of kunnen helemaal niet worden vervoegd. In plaats daarvan valt men dan terug op een omschrijving. Voorbeelden van zulke samenstellingen die zich wél laten vervoegen zijn raadplegen, doodslaan, kennisnemen, roerbakken, stofzuigen, wegjagen en paardrijden. Werkwoorden als zweefvliegen, banksparen, wedstrijdzeilen en buikspreken lenen zich echter niet voor vervoeging.

Meervoud

Het meervoud van de onvoltooid verleden tijd wordt in de meeste gevallen door hechting van het achtervoegsel -en aan de stam. In enkele gevallen is dit -den, deze gevallen is het meervoud in de onderstaande tabel apart aangegeven.

Meerdere vormen

Sommige werkwoorden hebben zowel een volledig zwakke als een volledig sterke of onregelmatige vervoeging, waarvan er meestal één later is ontstaan door analogie. Meestal is er sprake van een verschil in register, stijl en/of dialect, maar soms ook in betekenis.

De werkwoorden met ij in de onbepaalde wijs (infinitief) hebben haast altijd dezelfde sterke verbuiging, zoals blijven, bleef, gebleven. Sommige werkwoorden met ei in de infinitief hebben die verbuiging ook, waarschijnlijk door analogie.

Lijst van sterke of onregelmatige werkwoorden

Zwakke, regelmatige werkwoorden worden in deze lijst niet vermeld, tenzij er ook een sterke vervoeging is of het werkwoord ook in een andere betekenis bestaat. Wanneer een bepaalde vorm wel officieel erkend wordt, maar in de huidige standaardtaal vrijwel niet gangbaar is, is deze tussen haakjes gezet. Hetzelfde is gedaan voor (veelal zwakke) vormen die (nog) niet officieel erkend zijn, maar in de praktijk niettemin geregeld gebruikt worden.

Het meervoud van de zwakke regelmatige verleden tijd wordt gevormd door een n toe te voegen: werktewerkten.
Het meervoud van een andere verleden tijd is gelijk aan de gebruikelijke meervoudsvorming van een zelfstandig naamwoord (dus toevoeging van en): bleefbleven, schrokschrokken.
Staat er echter a in de verleden tijd, dan wordt de medeklinker daarachter niet verdubbeld: namnamen.
Veel werkwoorden kunnen diverse voorvoegsels hebben: be-staan, ont-staan, ver-staan enz. Dit staat niet in de tabel, tenzij het werkwoord niet zonder voorvoegsel kan bestaan, zoals bij ver-dwijnen. In het voltooid deelwoord komt dit voorvoegsel in plaats van het voorvoegsel ge-.

zwak sterk
geel: onregelmatig zwak
infinitief o.v.t. volt. deelw. o.v.t. volt. deelw. klasse opmerking
bakken   bakte gebakt[1]   iebiek biek[2] enbiek gebakken   Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
bannen bande enban gebannen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
barsten barstte enbarst gebarsten Klasse 3b, half sterk Oorspronkelijk klasse 3, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
bergen o-borg borg enborg geborgen Klasse 3b Herbergen, herbergde, geherbergd is zwak, waarbij 'her-' niet als voorvoegsel geldt.
bersten berstte o-borst borst[3] enborst geborsten Klasse 3b Nevenvorm van barsten.
bidden abad bad enbad gebeden Klasse 5 Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
bieden oobood bood enbood geboden Klasse 2a
bijten eebeet beet enbeet gebeten Klasse 1
binden o-bond bond enbond gebonden Klasse 3a
blazen ieblies blies enblies geblazen Klasse 7
bleiten bleitte gebleit eebleet bleet enbleet gebleten Zwak Nevenvorm van blaten, met als betekenis wenen, huilen. De onregelmatige vormen zijn gewestelijk.[4]
blijken eebleek bleek enbleek gebleken[5] Klasse 1
blijven eebleef bleef enbleef gebleven[5] Klasse 1
blinken o-blonk blonk enblonk geblonken Klasse 3a
braden braadde iebried bried enbried gebraden Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
breien breide gebreid eebree bree[2] enbree gebreeën[2] Klasse 1 Sterke vormen: meestal informeel.[4]
breken abrak brak enbrak gebroken[5] Klasse 4
brengen zabracht bracht tbracht gebracht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is weggevallen door lenitie.[6]
buigen ooboog boog enboog gebogen Klasse 2b
brouwen brouwde enbrouw gebrouwen Klasse 7, half sterk Bijvoorbeeld van bier. Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
brouwen brouwde gebrouwd Zwak In bet.: met keel-r spreken.
delven[7] delfde o-dolf dolf endolf gedolven Klasse 3b Bet.: graven. Echter: bedelven is geheel sterk.
denken zadacht dacht tdacht gedacht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6]
be
ver
derven iedierf bedierf
verdierf
bedorven[8]
verdorven
Klasse 3c Derven is zwak.
dingen o-dong dong endong gedongen Klasse 3a Bet.: wedijveren, onderhandelen.
doen eedeed deed endeed gedaan Onregelmatig Verleden tijd is ontstaan door reduplicatie. Dit is waarschijnlijk een overblijfsel van de imperfecte verledentijdsvorm uit het Proto-Indo-Europees.
dragen oedroeg droeg enendroeg gedragen Klasse 6
be driegen oodroog bedroog endroog bedrogen Klasse 2a
ver drieten verdriette[9] oodroot verdroot endroot verdroten Klasse 2a
drijten[10] eedreet dreet endreet gedreten Klasse 1 Bet.: zijn behoefte doen.
drijven eedreef dreef endreef gedreven Klasse 1
dringen o-drong drong endrong gedrongen Klasse 3a
drinken o-dron dronk endronk gedronken Klasse 3a
druipen oodroop droop endroop gedropen Klasse 2b
duiken oodook dook endook gedoken Klasse 2b
dunken zodocht docht[11] tdocht gedocht[11] Onregelmatig Zoals in: Me dunkt ... Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6]
durven durfde gedurfd stdorst dorst[12] Preterito-presens
iedierf dierf[2] Onregelmatig
ver dwijnen eedween verdween endween verdwenen[5] Klasse 1
dwingen o-dwong dwong endwong gedwongen Klasse 3a
erven erfde geërfd ieierf ierf[2]
orf[2]
enorg georven[2][13] Zwak Standaardnederlands: uitsluitend zwak.
eten aat at enaat gegeten Klasse 5 Voltooid deelwoord in samenstellingen zonder g, dus: overeten.
fluiten[14] oofloot floot enfloot gefloten Klasse 2b
gaan ing ging enging gegaan[5] Klasse 7, onregelmatig De verleden tijd is afgeleid van het klasse 7 sterke werkwoord 'gangen', wat niet meer bestaat.
gelden o-gold gold engold gegolden Klasse 3b
ver geten aat vergat enaat vergeten[8] Klasse 5 Zie ook: eten.
geven agaf gaf engaf gegeven Klasse 5
gieten oogoot goot engoot gegoten Klasse 2a
be
ont
ginnen o-gon begon
ontgon
engond begonnen[5]
ontgonnen
Klasse 3a
glijden eegleed gleed engleed gegleden Klasse 1
glimmen o-glom glom englom geglommen Klasse 3a
graven oegroef groef engroef gegraven Klasse 6
grijpen eegreep greep engreep gegrepen Klasse 1
hangen ihing hing enhing gehangen Klasse 7
hebben ahad had (mv. hadden) thad gehad Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, verleden tijd is ontstaan door assimilatie van 'hab+de'.[6]
heffen iehief hief enhief geheven Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
ver helen verheelde verheeld enheel verholen[2] Klasse 4, half sterk Het sterke voltooid deelwoord wordt nog vaak gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Helen (genezen) is zwak.
helpen iehielp hielp enhielp geholpen Klasse 3c
heten heette iehiet hiet[2] enhiet geheten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
hijsen eehees hees enhees gehesen Klasse 1
hoeven[15] hoefde gehoefd enhoef gehoeven Zwak Gehoeven is tegenwoordig gebruikelijker dan gehoefd.
houden iehield hield enhield gehouden Klasse 7, onregelmatig De oorspronkelijke 'l' is bewaard in de onvoltooid verleden tijd.
houwen iehieuw hieuw enhieuw gehouwen Klasse 7 Ook sterk in uithouwen. Echter: zwak in beeldhouwen.
jagen[16] jaagde gejaagd oejoeg joeg Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd Jaagde/joeg: de jacht beoefenen. Anders uitsluitend: joeg.
kerven kerfde gekerfd o-korf korf enkorf gekorven Klasse 3b
kiezen loorkoos koos enkoos gekozen Klasse 2a De vormen koor en gekoren (overeenkomend met de vormen van vriezen en verliezen) gelden als verouderd, behalve in uitverkiezen.
uitver kiezen[17] loorkoor verkoor uit enkoos uitverkoren Klasse 2a, onregelmatig
kijken eekeek keek enkeek gekeken Klasse 1
kijven eekeef keef enkeef gekeven Klasse 1
klagen klaagde geklaagd oekloeg kloeg[2][18] Zwak
klieven kliefde gekliefd ookloof kloof[2] enkloof gekloven[2] Klasse 2a Bet.: doen splijten.
klimmen o-klom klom enklom geklommen Klasse 3a
klinken o-klonk klonk enklonk geklonken Klasse 3a
kluiven kluifde[2] gekluifd[2] ookloof kloof enkloof gekloven Klasse 2b
knijpen eekneep kneep enkneep geknepen Klasse 1
komen akwam kwam enkwam gekomen[5] Klasse 4, onregelmatig Ook voorkómen en vóórkomen.
kopen zokocht kocht tkocht gekocht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'ch' is ontstaan door lenitie.
krijgen eekreeg kreeg enkreeg gekregen Klasse 1
krijsen krijste gekrijst eekrees krees enkrees gekresen Klasse 1
krijten eekreet kreet enkreet gekreten Klasse 1 In bet. schreeuwen.
krimpen o-kromp kromp enkromp gekrompen Klasse 3a
kruipen ookroop kroop enkroop gekropen Klasse 2b
kunnen gekund o-kon kon (mv. konden)[19][6] Preterito-presens Oorspronkelijk een preterito-presens, overgeërfd uit het Oergermaans.
kwijten eekweet kweet enkweet gekweten Klasse 1 Bet.: doen, vervullen.
lachen lachte oeloch loech[2] enloech gelachen Klasse 6, half sterk Oorspronkelijk klasse 6, de sterke verledentijdsvorm is sinds de periode van het Middelnederlands geheel verouderd.
laden laadde oeloed loed[2] enloed geladen Klasse 6, half sterk Oorspronkelijk klasse 6, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
laten ieliet liet enliet gelaten Klasse 7
leggen legde gelegd eilei lei[2] (mv. leiden)[20] Zwak
lezen alas las enlas gelezen Klasse 5
liegen ooloog loog enloog gelogen Klasse 2a
ver liezen[17] loorloor verloor enloor verloren[8] Klasse 2a, onregelmatig Zie ook vriezen en uitverkiezen.
liggen alag lag enlag gelegen Klasse 5 Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
lijden eeleed leed enleed geleden Klasse 1
lijken eeleek leek enleek geleken Klasse 1
lopen ieliep liep enliep gelopen[5] Klasse 7
luiken oolook look enlook geloken[5] Klasse 2b Bet.: sluiten.
melken o-molk molk enmolk gemolken Klasse 3b In de overdrachtelijke bet. (langzaam, moeilijk uitvragen) zwak vervoegd.
meten amat mat enmat gemeten Klasse 5
miegen efmeeg meeg enmeeg gemegen Klasse 1 Bet.: urineren. Geen standaardtaal.[2]
mijden eemeed meed enmeed gemeden Klasse 1
moeten stmoest moest enmoest gemoeten[8] Preterito-presens Ontmoeten is zwak, maar hangt hier vermoedelijk niet mee samen.
mogen gemoogd/gemocht[21] chtomocht mocht enmocht gemogen Preterito-presens
nemen anam nam ennam genomen Klasse 4
ge nezen anas genas ennas genezen Klasse 5
ge nieten oonoot genoot ennoot genoten Klasse 2a Nieten, met nietjes bevestigen is zwak.
nijgen eeneeg neeg enneeg genegen Klasse 1 Bet.: een buiging maken, klasse 1. Maar neigen (voorover hellen) is zwak.
nijpen eeneep neep enneep genepen Klasse 1
pijpen[3] eepeep peep[2] enpeep gepepen[2] Klasse 1 In bet. fluitspelen, klasse 1.
pijpen pijpte gepijpt Zwak In bet. van seksuele handeling.
plegen zaplacht placht tplacht geplacht[2] Onregelmatig In bet. de gewoonte hebben
De deelwoorden geplacht[22] en geplogen[23] zijn thans sterk verouderd.
plegen pleegde gepleegd Zwak In bet. begaan.
pluizen ooploos ploos enploos geplozen Klasse 2b Vooral in samenst. uitpluizen ofwel navorsen.
pluizen pluisde gepluisd Zwak In bet. pluisjes afgeven.
plukken plukte geplukt enpluk geplokken[24] Zwak
prijzen eeprees prees enprees geprezen Klasse 1 In bet. loven.
prijzen prijsde geprijsd Zwak In bet. van een prijsetiket voorzien.
raden raadde ieried ried enried geraden Klasse 7 Vooral nog sterk in samenstellingen zoals aanraden, afraden en verraden.
raken raakte geraakt zorocht rocht[2] trocht gerocht[2] Zwak In de standaardtaal uitsluitend regelmatig. Blijkens de t in rocht, gerocht is dit werkwoord zwak.
rieken oorook rook enrook geroken Klasse 2a In bet. geuren.
rijden eereed reed enreed gereden Klasse 1
rijgen eereeg reeg enreeg geregen Klasse 1
rijten eereet reet enreet gereten Klasse 1
rijven eereef reef enreef gereven Klasse 1 Bet.: harken.
rijzen eerees rees enrees gerezen[5] Klasse 1
rinnen[25] o-ron ron enron geronnen Klasse 3a Bet.: vloeien, voortbewegen.
roepen ieriep riep enriep geroepen Klasse 7
ruiken oorook rook enrook geroken Klasse 2b In bet. geur verspreiden en geur waarnemen.
scheiden scheidde gescheiden Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
uit scheiden scheidde uit[26] uitgescheid eescheed scheed uit[26] ensche uitgescheden[26][5] Klasse 1 In bet. ophouden.[4]
schelden o-schold schold enschold gescholden Klasse 3b
schenden o-schond schond enschond geschonden Klasse 3b
schenken o-schonk schonk enschonk geschonken Klasse 3b
scheppen ieschiep schiep enschiep geschapen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) In bet. creëren onregelmatig sterk, behoorde oorspronkelijk tot klasse 6.
scheppen schepte geschept Zwak In bet. putten, naar boven halen.
scheren ooschoor schoor enschoor geschoren Klasse 4 In bet. ontharen, met een lange 'o' in de verleden tijd.
scheren scheerde gescheerd Zwak In bet. langsstrijken. Als in Scheer je weg!.
schieten ooschoot schoot enschoot geschoten Klasse 2a
schijnen eescheen scheen enscheen geschenen[8] Klasse 1
schijten eescheet scheet enscheet gescheten Klasse 1
schrijden eeschreed schreed enschreed geschreden Klasse 1
schrijven eeschreeef schreef enschreef geschreven Klasse 1
schrikken schrikte[21] o-schrok schrok enschrok geschrokken Klasse 3a In bet. plotseling angstig worden. Is zwak in de bet. plotseling doen afkoelen (zoals bij eieren). Overgankelijk opschrikken is ook zwak.
schuilen schuilde geschuild ooschool school enschool gescholen Klasse 2b
schuiven ooschoof schoof enschoof geschoven Klasse 2b
slaan sloeg ensloeg geslagen Klasse 6 Met medeklinkerwisseling.
slapen iesliep sliep ensliep geslapen Klasse 7
slijpen eesleep sleep ensleep geslepen Klasse 1
slijten eesleet sleet ensleet gesleten Klasse 1
ver slinden o-slond verslond enslond verslonden Klasse 3a
slinken o-slonk slonk enslonk geslonken[5] Klasse 3a
sluipen oosloop sloop ensloop geslopen Klasse 2b
sluiten oosloot sloot ensloot gesloten Klasse 2b
smelten o-smolt smolt ensmolt gesmolten Klasse 3b
smijten eesmeet smeet ensmeet gesmeten Klasse 1
snappen snapte gesnapt ensnap gesnopen[27] Zwak In bet. begrijpen.
snijden eesneed sneed ensneed gesneden Klasse 1
snuiten oosnoot snoot ensnoot gesnoten Klasse 2b
snuiven oosnoof snoof ensnoof gesnoven Klasse 2b
spannen spande enspan gespannen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
spijten eespeet speet enspeet gespeten Klasse 1
spinnen o-spon spon enspon gesponnen Klasse 3a In bet. vezels tot een draad verwerken.
splijten spleet enspleet gespleten Klasse 1
spouwen spouwde enspouw gespouwen Klasse 7, half sterk Bet.: splijten. Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
spreken aspraak sprak ensprak gesproken Klasse 4
springen o-sprong sprong ensprong gesprongen[5] Klasse 3a
spruiten oosproot sproot ensproot gesproten[5] Klasse 2b Bet.: het vormen van loten, jonge takken.
spugen
spuwen
spuugde
spuwde
gespuugd
gespuwd
oospoog spoog enspoog gespogen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 2b) Oorspronkelijk: spuwen, spoog, gespogen.
spuiten oospoot spoot enspoot gespoten Klasse 2b
staan o-stond stond enstond gestaan Klasse 6, onregelmatig Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
steken astak stak enstak gestoken Klasse 4
stelen astal stal ensrtal gestolen Klasse 4
sterven iestierf stierf enstierf gestorven[5] Klasse 3c
stijgen eesteeg steeg ensteeg gestegen[5] Klasse 1
stijven eesteef steef ensteef gesteven[5] Klasse 1 In bet. met stijfsel behandelen.
stijven stijfde gestijfd Zwak Andere bet. (zoals verstijven, stijf worden).
stinken o-stonk stonk enstonk gestonken Klasse 3a
stoten stootte iestiet stiet[28] enstiet gestoten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm wordt nu meestal zwak vervoegd.
strijden eestreed streed enstreed gestreden Klasse 1
strijken eestreek streek enstreek gestreken Klasse 1
stuiven oostoof stoof enstoof gestoven Klasse 2b
tijgen ootoog toog entoog getogen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 2a) Bet.: trekken, gaan.
aan tijgen eeteeg teeg enteeg getegen Klasse 1 Bet.: beschuldigen.
treden atrad trad entrad getreden Klasse 5
treffen o-trof trof entrof getroffen Klasse 3b
trekken o-trok trok entrok getrokken Klasse 3b
vallen ieviel viel enviel gevallen[5] Klasse 7
vangen iving ving enving gevangen Klasse 7 Met een korte 'i' in de verleden tijd.
er varen ervaarde oevoer ervoer ervaren Klasse 6 Zie ook varen.
varen (vaarde)[2] oevoer voer envoer gevaren Klasse 6
vechten o-vocht vocht envocht gevochten Klasse 3b Maar bekvechten is zwak.
be velen aval beval enval bevolen Klasse 4 Maar velen (verdragen) en vervelen zijn zwak.
vijzen vees gevezen Klasse 1 Bet.: in- of uitdraaien van een schroef. Wordt voornamelijk gebruikt in Vlaanderen en Zuid-Nederland.
vinden o-vond vond envond gevonden[5] Klasse 3a
vlechten o-vlocht vlocht envlocht gevlochten Klasse 3b
vlieden[3] oovlood vlood envlood gevloden Klasse 2a Bet.: vluchten.
vliegen oovloog vloog envloog gevlogen Klasse 2a Zwak in samenstelling zweefvliegen.
vlieten[3] oovloot vloot envloot gevloten Klasse 2a Bet.: stromen.
vouwen vouwde envouw gevouwen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, tegenwoordig half sterk, ontvouwen is echter geheel zwak.
vragen[16] vraagde[3] gevraagd oevroeg vroeg Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd Door analogie sterk geworden. De zwakke verledentijdsvorm is alleen nog archaïsch of gewestelijk.
vreten avrat vrat envrat gevreten Klasse 5 Ook gevroten wordt gehoord
vriezen[17] loorvroor vroor envroor gevroren Klasse 2a, onregelmatig Met medeklinkerwisseling. Zie ook verliezen en uitverkiezen.
vrijen vrijde gevrijd eevree vree envree gevreeën Klasse 1 De sterke vormen zijn informeler en waarschijnlijk ontstaan door analogie.
waaien waaide gewaaid oewoei woei Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd
wassen waste iewies wies[3] enwies gewassen Klasse 7, half sterk In bet. schoonmaken (voorheen met ch: wasschen, wiesch, gewasschen) is de verledentijdsvorm zwak geworden.
wassen iewies wies enwies gewassen[5] Klasse 7 In bet. groeien. Uitsluitend klasse 7 en nooit met ch.
wassen waste gewast Zwak In bet. met was bekleden is uitsluitend zwak.
wegen oowoog woog enwoog gewogen Klasse 4 Met een lange 'o' in de verleden tijd.
werken werkte gewerkt zowr wrocht[29] twrocht gewrocht Zwak Alleen doorwrocht is naast de zwakke variant nog standaardtaal volgens de Taalunie.
zawr wracht[29] twracht gewracht
werpen iewierp wierp enwierp geworpen Klasse 3c
werven iewierf wierf enwierf geworven Klasse 3c
weten stwist wist enwist geweten Preterito-presens Geweten is ook het voltooid deelwoord van wijten. De t in de verleden tijd maakt geen deel uit van de stam, maar van de gedeeltelijk weggevallen uitgang -te(n); vgl. de Duitse vormen wissenwusste(n).
weven weefde oowoof waf - woof[2] enwoof geweven - gewoven[2] Klasse 5, half sterk Oorspronkelijk klasse 5, maar woof en waf zijn tegenwoordig (sterk) verouderd.
wezen[17] geweest[5][30] was (mv. waren) Onregelmatig Gewezen was oorspronkelijk het volt. deelw., thans nog slechts attributief gebruikt (bv. mijn gewezen echtgenoot).
wijken eeweek week enweek geweken[5] Klasse 1
wijten eeweet weet enweet geweten Klasse 1 Geweten is ook het voltooid deelwoord van weten.
wijzen eewees wees enwees gewezen Klasse 1
willen wilde gewild wou (mv. wou(d)en, spreektaal[31][32]) Onregelmatig Blijkens de d in wouden, wilden en gewild (oorspronkelijk) zwak. Naar analogie met 'zullen' onregelmatig geworden.
winden o-wond wond enwond gewonden Klasse 3a
winnen o-won won enwon gewonnen[8] Klasse 3a
worden ewerd werd enwerd geworden[5] Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 3b) Oorspronkelijk klasse 3. Onregelmatig sterk geworden doordat de vormen voor de tegenwoordige en verleden tijd door elkaar gingen lopen.
wreken wreekte oowrook wrook - wrak[2] enwrook gewroken Klasse 4, half sterk Oorspronkelijk klasse 4, maar wrook en wrak zijn tegenwoordig (sterk) verouderd.
wrijven eewreef wreef enwreef gewreven Klasse 1
wringen o-wrong wrong enwrong gewrongen Klasse 3a
wuiven wuifde gewuifd oowoof woof[2] enwoof gewoven[2] Klasse 2b
zeggen zegde gezegd eizei zei(de) (mv. zeiden)[19] Onregelmatig Meestal onregelmatig, maar in samenstellingen als afzeggen regelmatig. Blijkens de d in zeiden en gezegd oorspronkelijk zwak.
zeiken zeikte gezeikt eezeek zeek engezeken gezeken[4] Klasse 1 Vaak vervoegd als klasse 1.
zenden o-zond zond enzond gezonden Klasse 3b
zieden ziedde oozood zood enzood gezoden Klasse 2a Bet.: koken (letterlijk of figuurlijk). Hij was ziedend van woede.
zien azag zag enzag gezien Klasse 5, onregelmatig Met medeklinkerwissel.
zijgen eezeeg zeeg enzeeg gezegen[5] Klasse 1 Bet.: langzaam neerdalen.
zijn geweest[5] was (mv. waren) Onregelmatig Zie ook wezen i.v.m. de vermenging van de synonieme werkwoorden.
zijpen eezeep zeep enzeep gezepen Klasse 1 Bet.: sijpelen, druppelen.
zingen o-zong zong enzong gezongen Klasse 3a
zinken o-zonk zonk enzonk gezonken[5] Klasse 3a Verzinken is sterk in bet. laten wegzakken. Echter zwak in de niet daarmee verwante bet. galvaniseren.
zinnen o-zon zon enzon gezonnen Klasse 3a In bet. plannen maken.
zinnen zinde gezind Zwak In bet. bevallen, aanstaan.
zitten azat zat enzat gezeten Klasse 5 Klasse 5 met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
zoeken zozocht zocht tzocht gezocht Onregelmatig Blijkens de t in zocht en gezocht oorspronkelijk zwak. De 'ch' is ontstaan door lenitie.
zouten zoutte enzout gezouten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
zuigen oozoog zoog enzoog gezogen Klasse 2b In samenstelling stofzuigen meestal zwak.
zuipen oozoop zoop enzoop gezopen Klasse 2b
zullen ouzou zou (mv. zouden)[19] Het voltooid deelwoord ontbreekt, behalve de infinitief-vorm in samenstelling: je had zullen schrijven. Preterito-presens Het tegenwoordig deelwoord staat in de Van Dale als weinig gebruikt. In het Groene Boekje is deze vorm niet opgenomen.
zwelgen zwelgde zwolg gezwolgen Klasse 3b
ver zwelgen o-zwolg verzwolg enzwolg verzwolgen[5] Klasse 3b Verzwelgen wordt uitsluitend sterk vervoegd.
zwellen o-zwol zwol enzwol gezwollen Klasse 3b
zwemmen o-zwom zwom enzwom gezwommen Klasse 3b
zweren zweerde gezweerd oozwoor zwoor enzwoor gezworen Klasse 4 In bet. etteren, met een lange 'o' in de verleden tijd.
zweren oezwoer zwoer enzwoer gezworen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) In bet. eed of trouw zweren. Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
zwerven iezwierf zwierf enzwierf gezworven Klasse 3c
zweten[15] zweette gezweet enzweet gezweten[2] Zwak Nooit sterk geweest, de vorm gezweten is ontstaan door analogie.
zwijgen eezweeg zweeg geenzweeg zwegen Klasse 1
be zwijken eezweek bezweek enzweek bezweken[5] Klasse 1
ver zwinden[3] o-zwond verzwond enzwond verzwonden Klasse 3a Bet.: verdwijnen.
Bronnen, noten en/of referenties
  • De Taalunie-sites taaladvies.net (in het bijzonder Werkwoorden met een zwakke en een sterke vervoeging (algemeen)) en woordenlijst.org
  • Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) op de digitale Geïntegreerde Taal-Bank
  • Etymologiebank.nl, digitaal etymologisch woordenboek
  • De elektronische versie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst: E-ans

  1. Deze vorm is/was gewestelijk, volgens het WNT-lemma bakken.
  2. a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z aa ab ac ad Deze woorden/woordvormen worden door de Taalunie niet genoemd in de zin van Standaardnederlands. Het kunnen onder meer (sterk) verouderde of gewestelijke woorden of vormen zijn, het kan dialect betreffen, enz.
  3. a b c d e f g Archaïsch.
  4. a b c d Vermoedelijk ontstaan door analogie met o.a. stijgen, wrijven.
  5. a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z aa ab Vervoegd met zijn.
  6. a b c d e De klinkerwisseling is hier ontstaan door rückumlaut.
  7. Dit woord wordt in het algemeen als archaïsch/plechtig ervaren volgens het WNT-lemma delven
  8. a b c d e f Vervoegd met zijn of hebben.
  9. Zeer zeldzaam waargenomen, aldus het WNT-lemma verdrieten.
  10. Thans alleen nog gewestelijk in Gelderland en Utrecht volgens het WNT-lemma drijten.
  11. a b Deze vorm wordt gezien als formeel, plechtig taalgebruik dat veelvuldig wordt vermeden, aldus de ANS in Onregelmatige verba met klinker- en medeklinkerverandering.
  12. Minder gebruikelijk, aldus de ANS in Onregelmatige verba met klinker- en medeklinkerverandering.
  13. Informeel en tevens altijd schertsend, aldus de ANS in Onregelmatige verba met voltooid deelwoord op -en, met klinkerverandering.
  14. Oorspronkelijk zwak werkwoord.
  15. a b Van oudsher zwak werkwoord waarvan alleen het voltooid deelwoord door analogie sterk is geworden.
  16. a b Van oudsher zwak, door analogie met Klasse 6 deels sterk geworden.
  17. a b c d Opmerkelijk is hier de afwisseling van z (of s) en r. In het Duits komt alleen r voor, in het Engels alleen s (behalve in were).
  18. Gewestelijk in Vlaanderen en Groningen volgens WNT-lemma klagen.
  19. a b c In de o.v.t. enkelvoud is door apocope de uitgang -de verdwenen.
  20. Lei: spreektaal, geen standaardtaal. Blijkens de d in leiden, legden en gelegd van oorsprong zwak.
  21. a b In literaire taal.
  22. plegen (Woordenlijst Nederlandse Taal).
  23. plegen (Geïntegreerde Taalbank).
  24. Dialect.
  25. Van dit werkwoord bestaat alleen het voltooid deelwoord nog in de standaardtaal, aldus het WNT-lemma rinnen.
  26. a b c Van uitscheiden vermijdt men in de standaardtaal de o.v.t. en het voltooid deelwoord, aldus de ANS in Onregelmatige verba met twee verschillende klinkers.
  27. Schertsend.
  28. Minder gebruikelijk, aldus de ANS in Onregelmatige verba met twee verschillende klinkers.
  29. a b De onregelmatige verledentijdsvervoeging wordt door de Taalunie niet meer erkend in dezelfde betekenis als de zwakke vervoeging en de tegenwoordige tijd. Deze zijn verouderd, of worden in tegenstelling tot de tegenwoordige tijd schertsend gebruikt.
  30. De spelling geweest is inconsequent: consequent zou geweesd zijn.
  31. Spreektaal, wou kan nog schriftelijk gebruikt worden, doch wou(d)en wordt bijna nooit schriftelijk gebruikt. Aldus Taaladvies.
  32. De verleden tijd in de meervoudsvorm (wou(d)en) treft men zonder -d- in de ANS in Willen, maar mét -d in het Groene Boekje.
· · Sjabloon bewerken
Spelling:Nederlandse spelling · Nederlandse spellingregels · dt-fout · aardrijkskundige namen · accenttekens · achternamen · afbreken · apostrof · Groene Boekje · hoofdletter · koppelteken · liggend streepje · onjuist spatiegebruik · paarde(n)bloemregel · smurfenregel · Spellingwijzer Onze Taal · trema · tussen-n · tussen-s · alternatieve spelling
Grammatica:Nederlandse grammatica · croma-zin · hete hangijzers · inversie · samentrekking
Zelfstandig naamwoord: geslacht · haar-ziekte · meervoud · samenstelling
Persoonlijk voornaamwoord: du · haar · hem · hen/hun-onderscheid · hij · hun als onderwerp · ik · jij · gij · jou · jullie · men · mij · ons · u · wij · zij
Wederkerend voornaamwoord: zich
Bijvoeglijk naamwoord: buigings-e
Werkwoord: vervoegingen · sterk en onregelmatig · onregelmatig · 't kofschip · voltooid deelwoord · rode en groene werkwoordsvolgorde
Voorzetsels
Modaal partikel
Fonologie:zachte g · Gooise r · klankinventaris · Poldernederlands · Assimilatie (taalkunde)
Variëteit:Standaardnederlands · Nederlands in Nederland · ... in België · ... in Suriname · Verschillen tussen het Nederlands in België, Nederland en Suriname · Nederlandse dialecten (Hollands · Brabants · Vlaams · Zeeuws · bdht-klinkerregel)
Geschiedenis:geschiedenis van het Nederlands · geschiedenis van de Nederlandse spelling · Oudnederlands · Middelnederlands · Vroegnieuwnederlands · Nieuwnederlands