Johannes Tielrooy

Johannes Tielrooy
(portret van Tielrooy door Georges Sabbagh)
Algemene informatie
Geboren 7 oktober 1886
Geboorteplaats Texel
Overleden 17 augustus 1953
Overlijdensplaats Amsterdam
Land Vlag van Nederland Nederland
Beroep hoogleraar Frans
Dbnl-profiel
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Johannes Bernardus Tielrooy (Texel, 7 oktober 1886 - Amsterdam, 17 augustus 1953) was hoogleraar Franse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en speelde vanaf 1915 als publicist een rol in het Nederlandse culturele leven.

Leven

Tielrooy is geboren op Texel, maar opgegroeid in Amsterdam, alwaar hij na de driejarige HBS de tweejarige Openbare Handelsschool bezocht. Dit was een landelijk bekende school, gericht op de handel, en waar zeer veel aandacht aan de moderne talen (Nederlands, Frans, Duits en Engels) werd besteed. Een van Tielrooy's medeleerlingen hier was Willem Drees[1]. In 1904 vertrok hij naar Parijs, voor hem de hoofdstad der wereld[2], om daar twee jaar bij een bank te werken. Zijn interesse voor het Frans en de Franse literatuur is in die periode gestimuleerd, onder andere door de colleges die hij er aan de Sorbonne volgde. Terug in Nederland werkte hij nog twee jaar bij een bank, behaalde eind 1909 het MO Staathuishoudkunde, en werd daarna leraar Staathuishoudkunde[3] en Frans. In deze periode verwierf hij ook kennis van het Latijn en Grieks, en van 1912-1914 liep hij in Amsterdam college Frans bij Gustave Cohen[4]. Tielrooy was toen voorzitter van de Cercle français de l'Université[5], een groep studenten die de Franse literatuur verder onder de aandracht wilde brengen. In 1914 behaalde hij de akte MO B Frans, waarna hij als leraar uitsluitend nog Frans gaf, eerst kortstondig aan de School voor Vocale en Dramatische kunst te Amsterdam, daarna gedurende vijf jaar in Alkmaar: aan de cadettenschool[6], en de HBS (1915-1919).

De eerste helft van 1920 reisde hij als correspondent voor de Telegraaf door Frankrijk (waar hij onder anderen Georges Duhamel en Henri Barbusse bezocht), Griekenland en Turkije. Na zijn terugkeer werd hij leraar in Haarlem (1920-1926). Gedurende deze jaren is hij gepromoveerd (1923) met een Franstalig proefschrift over de Nederlandse criticus Conrad Busken Huet[7]. Ook bouwt hij in deze tijd zijn internationale contacten verder uit: in 1922 wordt hij voor het eerst uitgenodigd voor de "Décades de Pontigny"[8]. "Een internationale bijeenkomst van intellectuelen" is de titel van het artikel dat hij hieraan wijdt. Hij ontmoet hier Europese intellectuelen en vooraanstaande Franse schrijvers (meest behorend tot de groep van de Nouvelle Revue Française). In 1923 interviewt hij Henry de Montherlant[9]; in 1925 heeft hij zijn eerste ontmoeting met Paul Valéry.

In mei 1926 vertrekt hij met vrouw en kind[10] naar Nederlands-Indië om daar tot 1932 als leraar Frans actief te zijn[11]. Hij heeft zich hier onder andere beziggehouden met de lokale schilderkunst[12]; hij was redacteur van De Stuw ('Orgaan der Vereeniging tot bevordering van de maatschappelijke en staatkundige ontwikkeling van Nederlands-Indië'), en hij is hier begonnen met de voorbereiding voor zijn boek over Chateaubriand. Op zijn terugreis uit Nederlands-Indië[13], via Noord-Amerika, vond hij in een Canadees museum een nog onuitgegeven brief van Chateaubriand[14].

Na zijn terugkeer in Nederland was hij van 1932-1933 leraar aan het gymnasium te Haarlem, het jaar daarop aan het Barlaeus Gymnasium te Amsterdam (alwaar Willem Frederik Hermans een van zijn leerlingen was[15]), waarna hij in 1934 aan het gymnasium te Zwolle is benoemd, en tegelijk privaatdocent aan de Universiteit van Leiden werd. Hij trad nu meer maatschappelijk op de voorgrond. Ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog was hij lid van het comité "Hulp aan Spanje" (waarvan zijn collega-romanist Marius Valkhoff voorzitter was)[16]. Verder was hij een van de ondertekenaren van de beginselverklaring van het Comité van waakzaamheid. In 1938 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar Franse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Op 29 januari 1940 hield hij voor de Franse radio een rede, waarin hij verklaarde dat de Nederlandse regering misschien wel neutraal was, maar het Nederlandse volk niet; dat stond aan de kant van Engeland en Frankrijk[17]. Hiermee had hij volgens de toenmalige minister van buitenlandse zaken, Van Kleffens, het Nederlandse aanzien in Duitsland grote schade berokkend[18]. Op 30 januari 1942 is Tielrooy opgepakt, samen met 80 andere Amsterdammers, en de volgende dag naar het concentratiekamp Amersfoort getransporteerd, waar hij bijna drie maanden verbleef, samen met onder andere de historicus Jan Romein en de jurist Henk Hoetink[19].

Meteen na de oorlog werd Tielrooy weer aan de Universiteit van Amsterdam aangesteld, eerst als buitengewoon hoogleraar (7 mei 1945 - 8 mei 1946), daarna als gewoon hoogleraar Franse taal- en letterkunde. Hij was lid van de Eereraad voor de Letterkunde, de commissie die het gedrag van Nederlandse schrijvers in de oorlog moest beoordelen. Verder was hij betrokken bij de oprichting van het Humanistisch Verbond[20]. Zijn standpunt hierbij was dat er voor Christenen geen plaats was in dit Humanistisch Verbond, omdat Christendom en Humanisme onverenigbaar zijn[21].

Volgens zijn leerling Sem Dresden heeft Tielrooy de laatste jaren van zijn leven lichamelijk en geestelijk geleden[22] Ook Anthonie Donker rept van de verlichting voor zijn lijden die Tielrooy een half jaar voor zijn dood aan de Rivièra zocht[23].

Na zijn dood werd Tielrooy in de Figaro Littéraire (van 12 Sep. 1953) herdacht door zijn vriend Georges Duhamel, onder de titel: Avec Johannes Tielrooy, la France perd un grand ami. Een vertaling van dit stuk werd geplaatst in Critisch bulletin (20e jaargang, september 1953), onder de titel: Georges Duhamel: Frankrijk verloor een groot vriend: Johannes Tielrooy.

Tielrooy was Officier de l'instruction publique (1939), Eredoctor aan de Universiteit van Straatsburg (1951) en Ridder in het Legioen van Eer (1949).

Werk

Tielrooy publiceerde talloze artikelen in diverse tijdschriften en kranten, zoals De Gids, Critisch Bulletin, De Groene Amsterdammer (hier redigeerde hij jarenlang de rubriek Nieuwe Fransche Boeken), De Stem, NRC en was redacteur van Elseviers Maandschrift en van Apollo. Maandschrift voor literatuur en beeldende kunsten. Een deel van deze artikelen is later gebundeld[24].

Begonnen als publicist, is Tielrooy zich bijna altijd tot een groot publiek blijven richten. Sem Dresden wijst erop dat er bij Tielrooy geen verschil bestond tussen de hoogleraar en de mens: er was geen scheiding tussen de onderwerpen waarmee hij zich als hoogleraar "objectief en wetenschappelijk" bezighield, en hetgeen hem als mens bezighield[25].

Hij trad dus niet zozeer naar buiten als vakspecialist, maar als een geëngageerde, en goed ingevoerde lezer. Hij zegt zelf[26] dat hij altijd de behoefte heeft gehad zich er in belangrijke strijdvragen rekenschap van te geven, waar hij zelf stond. Dit verklaart het persoonlijke van veel van zijn stukken. Al komen zijn waardeoordelen niet altijd overeen met die van het nageslacht, Tielrooy's werk blijft een uitstekende gids voor de Franse literatuur van voor de Tweede Wereldoorlog. Hij laat niet alleen zijn persoonlijke voorkeuren spreken, maar beargumenteert deze ook. Men leest bij hem de reacties van een tijdgenoot, die zegt dat hij veel te danken heeft aan de Franse literatuur: hun literatuur, die mij zoveel genot en leering verschaft heeft[27].

Naast zijn korte stukken heeft Tielrooy ook enkele biografieën geschreven. Voor hem dient een schrijversbiografie een 'schets' te zijn, die uitsluitend als functie heeft de werken van een schrijver te verhelderen. Vandaar zijn eigen korte, schetsmatige biografieën van Renan, Chateaubriand en Racine. Ook hier speelt het persoonlijke element weer een rol: zoals hij zelf aangaf[28] is zijn biografie van Chateaubriand voortgekomen uit zijn behoefte om weer eens in intiem contact te staan met een romantische ziel. Daarnaast speelde mee dat hij niet tevreden was met de bestaande biografieën. Alleen zijn vroege werk over de, toen nog in leven zijnde, Maurice Barrès wijkt enigszins af van dit stramien: Tielrooy gaat vrij gedetailleerd in op het als 'moeilijk' bekendstaande werk van Barrès, wellicht om deze schrijver zo toegankelijker te maken voor een groot publiek[29].

Men heeft Tielrooy als humanist gekwalificeerd: Wat hij schreef getuigt van een grote geestelijke levenslust en genegen belangstelling voor de mens in al zijn uitingen, van een waar humanisme kortom.[30]. Ook uit zijn eigen lezing Humanisme en Godsdienst uit 1946 blijkt zijn voorkeur voor dit humanisme. Hij wilde ook niet primair als vakman gezien worden: Ik bracht altijd de werken en figuren uit Frankrijk die ik aan een oordeel onderwierp, met algemeen menselijke en daardoor ook met mijn persoonlijke gevoelens en ideeën in verband[26].

Tielrooy's literaire voorkeuren kunnen ook uit dit humanisme verklaard worden. Zo luidt de titel van zijn biografie over Renan: Ernest Renan. Een groot humanist. Hij voelde zich zeer verwant met deze Ernest Renan, de seminarist die na lang aarzelen en studeren met het Christelijk geloof brak. Voor Tielrooy was hij de heilige der vrije gedachte[31]. Grote bewondering koesterde hij ook voor Anatole France: ... zeker den grootsten nu levenden schrijver, een figuur die in betekenis Voltaire evenaart, en die artistiek hooger staat dan Voltaire...[32]. Van Maurice Barrès bewonderde hij de stijl, en hij achtte hem hoog - zonder zijn politieke opvattingen te delen - vanwege het feit dat hij een keuze had gemaakt: Wie na moeilijken, innerlijken strijd een zekerheid wint, welke het dan ook zij, is alleen daarom reeds even verdienstelijk als gelukkig[33].

Dit belang van het maken van een keuze belicht hij ook elders[34]: Het is tot zekere hoogte verdedigbaar, om alles tegelijk te voelen, velerlei denkwijzen te begrijpen, en zelfs enigszins te delen ( ... ) maar het maakt u onduidelijk en onbetrouwbaar. ( ... ) slechts de duidelijken zijn van waarde. ( ... ) Wie door de dilettantische faze gegaan is, weet dat weinig dingen zo moeilijk zijn als kiezen, maar tevens weet hij dat hij, om iets en niet alles tegelijk, dat is niets te zijn, tenslotte toch heeft moeten kiezen. Hij heeft er ook een apart artikel aan gewijd met de titel: Het gebod der keuze[35]

Plaats binnen het culturele leven

Tielrooy is door de invloedrijke Ter Braak en Du Perron afgedaan als een schoolmeester[36], hetgeen afbreuk heeft gedaan aan zijn reputatie. Ook later is aan het werk van critici als Tielrooy weinig aandacht besteed: vermoedelijk is hun gebrek aan literair prestige daar debet aan. De literatuurgeschiedenis richt zich vooral op de literaire voorhoede, ook al was het bereik daarvan, op het gebied van de literatuurkritiek, veelal kleiner dan dat van andere critici[37]. In het geval van Tierooy dient men echter zijn redacteurschappen en zijn contacten met talloze Nederlandse kunstenaars niet uit het oog te verliezen[38]. Verder bekleedde hij het secretariaat van het Nederlandse P.E.N.-centrum, evenals dat van het Vincent van Gogh-genootschap. In concreto kan men ook denken aan zijn rol bij het bekendmaken van het werk van Paul Valéry in Nederland[39]. Zelf zag Tielrooy zich als literair bruggenbouwer tussen Frankrijk en Nederland. Hij was het ook die gevraagd werd een geschiedenis van de Nederlandse literatuur te schrijven voor een Frans publiek (en niet Du Perron)[40]. Bij internationale herdenkingen in Frankrijk, bijvoorbeeld die van Honoré de Balzac, werd Tielrooy gevraagd als vertegenwoordiger van Nederland.

Nageslacht

Tielrooy's dochter Henriëtte (Jetty), die ook Frans gestudeerd heeft en werk van Ionesco vertaalde, trouwde in 1949 met Ben Albach; een van hun dochters is Hester Albach, schrijfster van onder andere het boek over André Bretons Nadja[41].

Publicaties

  • 1918: Maurice Barrès.
  • 1922: Anatole France, Pages choisies. Annotations J.B. Tielrooy. (Deel I uit de serie Les maîtres du livre français)
  • 1922: A. de Musset; On ne badine pas avec l`amour. Il ne faut jurer de rien. Annotations J.B. Tielrooy. (Deel II uit de serie Les maîtres du livre français)
  • 1923: Un grand écrivain hollandais, ami de la France: Conrad Busken Huet et la littérature française: essai de biographie intellectuelle. Proefschrift over Busken Huets kennis en waardering van de Franse literatuur.
  • 1924: Quelques contes : Flaubert, Philippe, Duhamel, Romains. Annotations J.B. Tielrooy. (Deel III uit de serie Les maîtres du livre français)
  • 1924: Ernest Renan: Souvenirs d'enfance ; Prière sur l'Acropole. Annotations J.B. Tielrooy. (Deel IV uit de serie Les maîtres du livre français)
  • 1924: De Fransche literatuur sinds 1880.
  • 1928: Fransche literatuur van onze dagen. Studies en Karakteristieken. Deel I.
  • 1934: Déterminisme et personnalité en histoire littéraire. Academische rede bij het aanvaarden van zijn privaat-docentschap te Leiden. (Tekst opgenomen in Verkenningen in het land der literatuur.)
  • 1936: Fransche litteratuur van onze dagen. Studies en Karakteristieken. Deel II.
  • 1936: Chateaubriand. Een groot romanticus. Zijn leven en zijn werken.
  • 1938: Van "L'art pour l'art" tot "poésie pure". Inauguerele rede, uitgesproken bij de aanvaarding van zijn hoogleraarschap te Amsterdam. (Tekst opgenomen in Verkenningen in het land der literatuur.)
  • 1938: Panorama de la littérature hollandaise contemporaine.. Voor een Frans publiek bestemd overzicht van de recente Nederlandse letteren.
  • 1941: Fransche levenslessen. De tegenwoordige literatuur van Frankrijk en haar strekkingen.
  • 1941: De levende gedachten van Maeterlinck. Belicht door Johannes Tielrooy; keus en vert. door Helena C. Pos, met medew. van den inleider. (Deze inleiding is later opgenomen in Verkenningen in het land der literatuur.)
  • 1945: Wat is een natie?. Vertaling van Ernest Renans lezing uit 1882 Qu'est‐ce qu'une Nation?.
  • 1946: Humanisme en Godsdienst. Lezing gehouden op zondag 2 december 1945 te Amsterdam. (Tekst afzonderlijk gepubliceerd, en later opgenomen in Beschouwingen en Fantasieën. Een eerdere versie van deze tekst was al in 1934 verschenen in De Nieuwe Gids.)
  • 1946: Beschouwingen en Fantasieën.
  • 1948: Ernest Renan; een groot humanist, zijn leven en werken. Franse vertaling: Ernest Renan, sa vie et ses oeuvres. Traduit du hollandais par Louis Laurent. Préface de René Lalou, 1958.
  • 1951: Jean Racine. Leven en werk.
  • 1954: Verkenningen in het land der literatuur. Postuum uitgegeven verzameling artikelen, geselecteerd door Tielrooy's weduwe, met voorwoorden van Sem Dresden, Anthonie Donker en Victor van Vriesland.
  • 1955: De vijftien huwelijkse vreugden, door een ongenoemd Frans schrijver uit de vijftiende eeuw. Postuum uitgegeven vertaling (met inleiding) van het anonieme geschrift "Les quinze joyes de mariage".

Tielrooy heeft lang een dagboek bijgehouden, dit is nooit uitgegeven[42].

Externe link

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Zie hoofdstuk 2 uit J.H. Gaemers: De rode wethouder: de jaren 1886-1840. Ook Jacques Presser heeft deze opleiding gevolgd, en prees ook het goede taalonderwijs. Een andere oud-leerling was de hoogleraar Spaans, C.F.A. van Dam, die op deze school voor het eerst kennis maakte met de Spaanse taal, zie zijn levenbericht, geschreven door H. Houwens Post. Gearchiveerd op 29 oktober 2013.
  2. Zo betitelt hij deze stad in zijn artikel Op bezoek bij Georges Duhamel, De Amsterdammer, 7 februari 1920.
  3. Zie het voorwoord in: Fransch Woordenboek door K.R. Gallas, tweede druk, tweede deel: Nederlandsch-Fransch, (1911): De heer J. B. Tielrooy, leeraar in de Staathuishoudkunde en het Fransch, heeft (...) mij dikwijls uitstekende aanwijzingen gegeven waar het handels- of beurstermen betrof, ook hem mijn dank!.
  4. De Fransman Gustave Cohen (1879-1958) was van 1912-1919 hoogleraar Frans te Amsterdam en is oprichter van het Maison Descartes.
  5. Vermeld door Gustave Cohen in zijn bijdrage aan het Congrès international pour l'extension et la culture de la langue française gehouden te Gent, 1913. Zie http://ia601409.us.archive.org/3/items/compterendu00conguoft/compterendu00conguoft.pdf.
  6. Hier had ook een van Tielrooys leermeesters, K.R. Gallas, voor de klas gestaan
  7. Dit was tevens een promotie aan de Sorbonne, zie het Album Academicum van de Universiteit van Amsterdam. Gearchiveerd op 4 maart 2016.
  8. Deze Décades, internationale ontmoetingen van intellectuelen, georganiseerd door Paul Desjardins, begonnen in 1910, zijn gestopt ten tijde van de Eerste Wereldoorlog, hervat in 1922, en hebben het volgehouden tot aan de Tweede Wereldoorlog, 1939. Tielrooy was ook iaanwezig in 1923.
  9. Zie Fransche Litteratuur van onze dagen, Deel I, blz 199.
  10. Op 23 maart 1916 was hij getrouwd met Jacoba de Gruyter; op 14 oktober 1918 was hun dochter Henriëtte geboren. Op 18 april 1939 zou dit huwelijk ontbonden worden; een jaar later (1 april 1940) hertrouwde Tielrooy met Henriëtte Rosalie (Hetty) Bottenheim. Zijn eerste vrouw publiceerde in 1932 Kabar Anghinn, impressions de Java et de Bali en in 1936 een leerboek Frans: Marianne ou le français par enchantement. Zijn tweede vrouw vertaalde François Mauriacs roman La Pharisienne onder de titel Een voortreffelijke vrouw.
  11. Hij doceerde achtereenvolgens aan de H.B.S. te Soerabaja (3 jaar), het Bataafs Lyceum in Weltevreden (1 jaar), en de Algemene Middelbare School te Bandoeng (2 jaar).
  12. De neerslag hiervan vindt men in het artikel Indië in de schilder- en tekenkunst, opgenomen in Beschouwingen en Fantasieën, blz. 177-186.
  13. Begin juli 1932 reisde hij af via Singapore.
  14. Chateaubriand had in zijn jonge jaren een reis door de Verenigde Staten van Amerika en Canada gemaakt.
  15. Zie Hans van Straten: Hermans. Zijn tijd, zijn werk, zijn leven, blz. 51.
  16. Zie Jaap Jan Flinterman: De CPN en de solidariteitsbeweging met de Spaanse republiek in Nederland (1936-1939)
  17. De Nederlandse vertaling van deze redevoering verscheen onder de titel De positie van Nederland in januari 1940 in de bundel Beschouwingen en Fantasieën.
  18. Peter Jan Knegtmans: Een kwetsbaar centrum van de geest: de Universiteit van Amsterdam tussen 1935-1950.
  19. Zie: P.B.M. Blaas: Henk Hoetink. 1900-1963, een intellectuele biografie (2010), blz. 142; en Annie Romein: Omzien in verwondering, II.
  20. Zie Peter Derkx: H.J. Pos, 1898-1955: Objectief en partijdig, blz 348,350,362.
  21. Zie Peter Derkx: Humanisme, zinvol leven en nooit meer ‘ouder worden’, blz. 57, alwaar Tielrooy geciteerd wordt: "Geen enkel lidmaat van een op christelijke dogma's gebouwde kerk behoort, indien hij niet met zichzelf in tegenspraak wil komen, zich humanist te noemen."
  22. Het psychische en physieke lijden, dat hem de laatste jaren ten deel viel, dreef Tielrooy meer dan vroeger ooit het geval was geweest naar zich zelf toe. Uit de levensbeschrijving voor het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
  23. Tielrooy's gedachtenwereld in: Verkenningen in het land der literatuur, blz. XII.
  24. Hij schreef ook enkele artikelen in Franse tijdschriften, onder andere over Marcel Proust, Jacques Rivière en de filosoof Alain.
  25. Verkenningen in het Land der literatuur, blz. XXII.
  26. a b Voorrede uit Beschouwingen en Fantasieën.
  27. Voorwoord in Fransche litteratuur van onze dagen I.
  28. Neophilologus, Vol. 22, Number 1, p. 141: Cet ouvrage, auquel j'ai travaillé pendant six ans, est né d'un double besoin que j'éprouvais: je désirais une fois de plus être en contact intime avec une "âme romantique", et je voulais me rendre compte du degré d'authenticité psychique que présente l'oeuvre de Chateaubriand, "père du romantisme français".
  29. V.w.b. Chateaubriand, zie: Mélanges de philologie, offerts à Jean-Jacques Salverda de Grave, blz. 334: Aucune des biographies parues jusqu'ici ne nous satisfait pleinement. V.w.b. Barrès, zie Voorbericht in Tielrooy's biografie: Van de bestaande commentaren op Maurice Barrès zijn sommige m.i. niet geheel juist, en de andere te fragmentarisch.
  30. Anthonie Donker in Verkenningen in het Land der literatuur, blz. XIX.
  31. Zie bijvoorbeeld zijn opmerkelijke uitlating in De Gids, jaargang 92 blz. 365: Veel te laat en te ver van Parijs geboren om Renan in levenden lijve ontmoet te hebben, houd ik van hem of hij een goede vriend van mij was. Zijn handschriften te zien doet mij genoegen; in zijn salon op het Collège de France zou ik mij thuis gevoeld hebben; de zinsneden die hij geschreven heeft schuiven zich bijna altijd, als vanzelf, in mijn geest, ze hechten er zich vast als in holten waarvoor ze juist gemaakt zouden zijn; en zelfs zijn uiterlijke verschijning - het vossengezicht van het veertigste levensjaar, de verteederde oude-vrouwenglimlach van het zeventigste - zelfs dit gelaat dat niet fijn, dit lichaam dat bepaald wel te log was, bezie ik met toegenegenheid en bewondering.
  32. De Amsterdammer, 17 maart 1923
  33. De Amsterdammer, 8 Dec 1923.
  34. Bijvoorbveeld in zijn recensie van Sem Dresdens boek over Montaigne, Crtisch bulletin, okt. 1952.
  35. Beschouwingen en Fantasieën, blz 37-42
  36. Het stak Du Perron dat Tielrooy niet heel enthousiast was over het werk van André Malraux, een vriend van Du Perron; Tielrooy weigerde in zijn recensie van La condition humaine te spreken van een meesterwerk, en hij gispte Elisabeth de Roos (echtgenote van Du Perron) die gezegd had dat er "slechts met tusschenruimten van tientallen jaren" boeken verschijnen als dit. Zie: 'Fransche literatuur van onze dagen' Deel II, blz 180.
  37. Zie: Mathijs Sanders: Polemisten en professoren in de literatuurkritiek van het Interbellum: een terreinverkenning. Gearchiveerd op 16 juni 2023.
  38. Zie bijv. voor zijn contacten met J. Slauerhoff De Parelduiker 2012, 1, blz. 14-20.
  39. Zie het artikel van Sophie Levie: Een Hollands-Franse verwantschap. Johannes Tielrooy als lezer van Paul Valéry.
  40. Dit was het Panorama de la littérature hollandaise contemporaine, verschenen in 1938. Toen Thomas Mann in de zomer van 1939 in Nederland verbleef, ontving hij tijdens de Thomas Mann huldiging (29 juli te Den Haag) een exemplaar van dit werk, gesigneerd door iedereen die hem had toegesproken.
  41. Léona, héroïne du surréalisme; 2009, Actes Sud. Vertaald in het Frans door A. Ounanian.
  42. In De Parelduiker 2012, 1 is een fragment hieruit opgenomen dat over Slauerhoff handelt. Verder citeert zijn vrouw enkele fragmenten in het Woord vooraf in: Verkenningen in het land der literatuur.