Inzet van Nederlandse ambulances in het buitenland

Terugkeer van de Montenegro-ambulance van dr. Koppeschaar. Amsterdam Weesperpoortstation, 26 april 1913.

In de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw zond Nederland ambulances naar het buitenland. De term ambulance was toen de gangbare Nederlandse benaming voor een zwervend lazaret (naar het Franse hôpital ambulant) of veldhospitaal. Het huidige woord 'ambulance' in het Nederlands is een daarvan afgeleide term die alleen nog de betekenis van het vervoermiddel heeft.

Oorsprong en inzet

De hôpital ambulant van Larrey.
Zie ook: Veldhospitaal

Verplaatsbare lazaretten werden in 1793 uitgevonden door de Franse arts Jean-Dominique Larrey tijdens het Beleg van Mainz.[1] Tussen 1870 en 1940 werden Nederlandse ambulances ingezet in het buitenland bij oorlogen en epidemieën. De neutraliteitspolitiek van Nederland en de rol die het voor zichzelf zag in op het wereldtoneel hebben daar in belangrijke mate aan bijgedragen. Vaak werd de medische inzet in het buitenland georganiseerd door het Nederlandse Rode Kruis, soms werd deze mede bekostigd door particuliere inzameling.[2]

Tijdens de Balkanoorlogen waren er naast de officiële Nederlandse Rode Kruis-ambulances ook volledig particulier gefinancierde Nederlandse ambulances. Dat waren dus Artsen zonder Grenzen avant la lettre. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, wanneer het neutrale Nederland omringd is door oorlogvoerende landen, hield de regering de inzet van officiële Nederlandse Rode Kruis-ambulances tegen en stelde ze een exportverbod in voor genees- en verbandmiddelen.[2] Tijdens de Eerste Wereldoorlog bestond de Nederlandse inzet dus noodgedwongen uit particulier initiatief. De laatste twee Nederlandse Rode Kruis-ambulances werden ingezet in Ethiopië en aan het einde van de Winteroorlog.

De Nederlandse inzet in die 70 jaar was divers en varieerde in grootte, duur en samenstelling. Het minimum was de inzet van een arts en een verpleegster, met hun eigen instrumenten, terwijl aan de andere kant van het spectrum er volledig geoutilleerde ambulances waren van vele tientallen personen, die bestonden uit een medische staf met ondersteunend en huishoudelijk personeel. De uitzendingen konden enkele maanden duren, tot soms vele jaren en de betrokken medici en verpleegkundigen konden militairen of burgers zijn. Hun inzet was niet zonder gevaar, al vielen de meeste Nederlandse slachtoffers als gevolg van besmetting tijdens de bestrijding van infectieziekten en niet ten gevolge van oorlog.

In de begindagen werd, de goede bedoelingen van de Nederlandse inzet ten spijt, de (eerste) Conventie van Genève niet altijd door alle strijdende gerespecteerd. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de tweede ambulance die werd ingezet tijdens de Tweede Boerenoorlog en waarvan de deelnemers tot tweemaal toe door de Britten gevangen werden genomen.

Frans-Duitse Oorlog

Kort na de oprichting van het Nederlandse Rode Kruis volgde tijdens de Frans-Duitse Oorlog de eerste inzet. Het Nederlandse Rode Kruis stuurde tien ambulances: zeven naar Frankrijk en drie naar Duitsland.[2] Na terugkomst kon aan de deelnemers aan deze ambulances de Herinneringsmedaille 1870-1871, de eerste onderscheiding van het Nederlandse Rode Kruis, worden verleend.

De zevende ambulance, onder leiding van Charles William Meredith van de Velde en waaraan ook de generaal-majoor inspecteur van de geneeskundige dienst der landmacht Giesbers deelnam, werd ingezet in Versailles.[3] Na terugkomst schreef Van de Velde een boekje over zijn ervaringen.[4]

Een ambulance in Tiflis, 1878.

Russisch-Turkse Oorlog

Tijdens de Russisch-Turkse Oorlog was de inzet aanzienlijk beperkter, in 1877 werd Arif Bey in Constantinopel ondersteund vanuit Nederland en bevond er zich aan de grens tussen Rusland en Turkije in Tiflis, Koetaisi en Alexandropol een ambulance onder leiding van de Baltisch Duitse arts Gustav Tiling.[5][6][7] Het initiatief hiervoor werd genomen door dominee Hendrik Gillot van de Nederlandse Hervormde Kerk in Sint-Petersburg, die goed was voor meer dan twee derde van de kosten, terwijl de rest werd gedragen door het Nederlandse Rode Kruis.[8]

Tweede Boerenoorlog

Nederlandse ambulance in Modderspruit, 1900.

Rond de eeuwwisseling, tijdens de Tweede Boerenoorlog, stuurde het Nederlandse Rode Kruis vier ambulances naar de oorlogsgebieden in Oranje Vrijstaat en Transvaal.[9] De zogenaamde derde ambulance, in Kroonstad, was een gezamenlijk Russisch-Nederlands initiatief.[10][11] Ook deze was een initiatief van Gillot.[8] Over de onfortuinlijke tweede ambulance van dr. Koster, waarvan de artsen door de Britten op verdenking van spionage krijgsgevangen werden gemaakt, verscheen al in 1901 een boek van zuster Hellemans, een van de verpleegsters die naar huis werden gestuurd.[12] Dat gebeurde op een moment dat de artsen nog niet in Nederland waren teruggekeerd.[13]

Balkanoorlogen

Na enige aarzeling, maar op weg geholpen door een anonieme gift van 40.000 gulden, besloot het Nederlandse Rode Kruis alsnog om tijdens de Eerste Balkanoorlog in actie te komen.[2] Mogelijk kwam deze gift van de filhellenist Adriaan Goekoop[14]. Er werden drie Nederlandse Rode Kruis-ambulances gevormd: één naar Turkije (G.W.S. Lingbeek, Constantinopel)[11], één naar Griekenland (Bierens de Haan, Saloniki en Preveza)[15][16] en één naar Bulgarije (dr. Sikemeier, Tsjorloe)[17] . Bij de inzet van deze derde ambulance kwam de 28-jarige sergeant-ziekenverpleger W.P. Braam om als gevolg van een combinatie van tyfus, longontsteking en pleuritis.[18]

Door particuliere inzameling werden nog twee Nederlandse ambulances buiten het Rode Kruis om bekostigd: één naar Montenegro (Herman Koppeschaar, Cetinje)[19][20] en één naar Servië (Arius van Tienhoven, Belgrado)[21].

Bij het uitbreken van de vijandelijkheden tijdens de Tweede Balkanoorlog, keerde Van Tienhoven terug naar Servië[22]. In de herfst van dat jaar voegde Van Hamel zich bij hem in Valjevo, terwijl Lingbeek, die in Nederland de laatste hand legde aan de afwikkeling van de ambulance in Constantinopel, een ambulance inrichtte in Belgrado.[23][11]. Beide ambulances keerden in oktober terug.[24][25]

Veel van de deelnemers aan de ambulances tijdens de Balkanoorlogen kwamen na afloop voor hun inzet in aanmerking voor de Medaille van het Rode Kruis, die in 1910 was ingesteld. Ook kon besloten worden om de deelnemers aan deze vijf ambulances de speciaal in het leven geroepen gesp “Balkan 1912/13” te verlenen.[26] Voor haar deelname aan de ambulance in Servië en later tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg Ailke Westerhof in 1935 als eerste Nederlandse de Florence Nightingale-medaille.[2]

De derde pestpandemie

De uitgebreide ervaring die inmiddels was opgebouwd door de ambulances in oorlogstijd kwam in 1914 ook van pas in vredestijd, toen maatregelen werden genomen op Midden-Java ter bestrijding van de pest. De ziekte had in 1911, tijdens de derde pestpandemie, het eiland bereikt. Er werden vier pestambulances gestuurd. Ook nu niet zonder risico: op 7 juli 1915 overleed zuster H. Karssen.[2] In totaal zijn er tot 1936 meer dan 200.000 slachtoffers op Java.[27]

Eerste Wereldoorlog

Mede doordat er tijdens de Eerste Wereldoorlog geen leidende rol was voor het Rode Kruis bij de inzet van ambulances, was deze inzet meer divers. In totaal waren er zeker tien ambulances waarbij Nederlanders waren betrokken. Het Rode Kruis richtte zich meer op de opvang van gewonde en zieke vluchtelingen in noodhospitalen in Nederland.[2]

Nog in augustus 1914 keerde Van Tienhoven terug naar Servië, samen met zuster De Groote, die hem de vorige keer ook al begeleidde en met wie hij in 1916 zou trouwen. Ze richtten in Valjevo een ambulance in. Later kreeg deze ambulance vanuit Nederland versterking. De ambulance keerde terug naar Nederland nadat in Valjevo tyfus was uitgebroken. Deze ziekte had vrijwel alle Nederlandse leden aangetast. De dag na terugkomst overleed in Nederland verpleger A.F. Henken aan tyfus. Een klein jaar eerder was hij degene die met gevaar voor eigen leven tijdens het uitbreken van de Tweede Balkanoorlog de stoffelijke resten van broeder Braam uit Tsjorloe had gerepatrieerd.[28]

Pas vanaf de zomer van 1915, toen er voldoende geld was binnengehaald, kwamen de overige ambulances op gang. In augustus vertrok Bierens de Haan naar Parijs, waar hij de leiding nam over de Nederlandse ambulance in Le Pré Catelan.[29] Deze bleef tot 1919 actief.[30]

Diezelfde maand vertrok een tweede ambulance voor Servië onder leiding van Doorenbos naar Niš. Bij deze inzet overleed P. Beyers in een ziekenhuis in Újvidék, toen hij onderweg was om zich aan te sluiten bij de ambulance in Oostenrijk-Hongarije.[31] Drie verpleegsters van deze ambulance, W. Forbes Schmelzer, M. van Oijen en G. van der Veen sloten zich eind 1915 aan bij de Engels-Amerikaanse ambulance van Lady Paget in Uskub.[32]

Nog in 1915 vertrok de uit Servië teruggekeerde en inmiddels van de tyfus herstelde Van Tienhoven naar Frankrijk, waar hij zich vestigde in Vesoul.[33]

Eind 1915 kwamen de ambulances naar Duitsland en Oostenrijk-Hongarije op gang. In december vertrok Lanz als kwartiermaker naar Gleiwitz.[34] Zijn taak werd overgenomen door Van der Goot. In januari begon Van der Moer in Boedapest, met Frits Hijmans als chef-chirurg. Bij deze ambulance was ook Henriëtte Kuyper, de dochter van Abraham Kuyper, betrokken.[35] In augustus 1916 ging een deel van deze ambulance in Olmütz aan de slag.[36]

Ook in 1916 vestigden Bijleveld zich in Petrograd[37] en Henri van Dijk zich in Monastir. Die laatste berichtte in de Nieuwe Rotterdamsche Courant in de rubriek “Onder de Menschen” van M.J. Brusse over zijn ervaringen.[38] Deze bijdragen verschenen later gebundeld in boekvorm.[39]

Hoewel er dus zeker tien ambulances waren met Nederlanders, leidde dit na de oorlog niet tot een massale toekenning van onderscheidingen, zoals dat na de Balkanoorlogen wel gebeurde.

Tweede Italiaans-Ethiopische Oorlog

Winckel ontmoet Haile Selassie.

Omdat Italië een inzet van het Nederlandse Rode Kruis afwees, reisde de Nederlandse Rode Kruis-ambulance onder leiding van Charles Winckel ten tijde van de Tweede Italiaans-Ethiopische Oorlog af naar Abessinië.[2] Na afloop van deze uitzending werd aan de deelnemers de Medaille van het Rode Kruis verleend met de gesp “Ethiopië 1935/36”.[40][26] In 1936 verschenen twee boeken over deze ambulance: een door Charles Winckel en Nol Colaço Belmonte[41] en een van de hand van Henk Veeneklaas[42].

Winteroorlog

In januari 1940 werd besloten om in navolging van de Scandinavische landen een Nederlandse Rode Kruis-ambulance naar Finland te sturen tijdens de Winteroorlog.[43] De ambulance stond onder leiding van Frederik Hendrik Meihuizen met Charles Winckel als kwartiermaker. Hoewel de vijandelijkheden stopten in maart, duurde het doordat Nederland zelf werd bezet nog tot de herfst van 1940 voor de leden van de ambulance konden terugkomen.[2]

Zo kwam er, 70 jaar na de eerste inzet, een eind aan de Nederlandse ‘ambulance’ in deze vorm.

Nederlandse ambulance Oostfront

Tijdens de bezetting werd vanaf 1941 in Nederland geworven voor een Nederlandsche ambulance Oostfront, een gezamenlijk initiatief van de Duitse bezetter en Duitsgezinden in Nederland. Deze was actief achter de frontlinies aan het Oostfront.[44] Deze inzet had niet het karakter van een ambulance, maar eerder van een medische eenheid bij de SS.[45]

Bronnen en noten
  1. (fr) Dominique Larrey. Chemins de Mémoire. Gearchiveerd op 23 juli 2015. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  2. a b c d e f g h i Steeg, M. van der, 145 momenten in 145 jaar Nederlandse Rode Kruis. Het Nederlandse Rode Kruis (december 2012). Gearchiveerd op 28 juni 2015. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  3. "Binnenlandsche berigten", Bredasche courant, 4 december 1870, pp. 1. Geraadpleegd op 23 juli 2015.
  4. Velde, C.W.M. van de (1871), De Nederlandsche Ambulance te Versailles, gedurende September, October, en November 1870. Kemink & Zoon, Utrecht.
  5. Tiling, Gustav (Friedrich Adolf ?). BBLd – Baltisches Biographisches Lexikon digital. Geraadpleegd op 14 maart 2017.
  6. "Gemengd Nieuws", Het nieuws van den dag : kleine courant, 7 augustus 1877, pp. 2. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  7. "Het Roode Kruis", De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad, 3 december 1877, pp. 3-4. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  8. a b Wijngaarden-Xiounina, Jelena Sergejevna van (2007), Van assimilatie tot segregatie: de Nederlandse kolonie in Sint-Petersburg. 1856-1917. Institute for Northern and Eastern European Studies, Groningen, pp. 172-174. ISBN 978-90-770-8906-4.
  9. Bossenbroek, Martin (2012), De Boerenoorlog. Athenaeum, Amsterdam. ISBN 978-90-253-6993-4.
  10. Lingbeek, G.W.S., "Onze ambulance", De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad, 17 mei 1900, pp. 5-6. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  11. a b c Everts, Philip (2015), Een rusteloze geest : Leven en werk van de arts Goswijn Willem Sanne Lingbeek (1860-1939). Erasmus Publishing, Rotterdam. ISBN 978-90-523-5224-4.
  12. Hellemans, L.M. (1871), Met het Roode Kruis mee in den Boeren-vrijheidsoorlog. Koster, Amsterdam.
  13. Dullemond, Caspar (2011), De missie van zuster Hellemans : Bachelorscriptie Geschiedenis, Rijksuniversiteit Groningen, Zwolle. Gearchiveerd op 14 maart 2017. Geraadpleegd op 14 maart 2017.
  14. In zijn boek Het boetekleed ontsiert de man niet identificeert Jan de Bruijn de philhelleensche landgenoot die wordt genoemd in het jaarverslag 1913 van het Nederlandse Rode Kruis als Rudolph Lehmann (zie: Lintjesaffaire). Of het Goekoop was of Lehmann is moeilijk vast te stellen, maar van Goekoop was het filhellenisme bekend, van Lehmann niet.
  15. "Van de balkan-ambulance : Dr. Offerhaus geïnterviewd : I", Haarlem's Dagblad, 8 april 1913, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  16. "Van de balkan-ambulance : Dr. Offerhaus geïnterviewd : II", Haarlem's Dagblad, 11 april 1913, pp. 1. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  17. "Ned. Ambulance in Bulgarije", Algemeen Handelsblad, 25 oktober 1913, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  18. "De overleden verpleger Braam", Haarlem's Dagblad, 8 april 1913, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  19. "Plaatselijk Nieuws", De Gooi- en Eemlander : nieuws- en advertentieblad, 7 januari 1914, pp. 1. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  20. Koppeschaar, H (1913), Een en ander over Montenegro en Servië. Scheltema & Holkema Boekhandel, Amsterdam.
  21. "Naar het oorlogstooneel", De Telegraaf, 24 oktober 1912, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  22. "Dr. Van Tienhoven weer naar Servië", Middelburgsche courant, 5 juli 1913, pp. 9. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  23. "Ambulances", Algemeen Handelsblad, 23 juli 1913, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  24. "De ambulance-dr. Van Tienhoven", Nieuwe Rotterdamsche Courant, 5 oktober 1913, pp. 1. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  25. "Roode Kruis-ambulance uit Belgrado", De Telegraaf, 18 oktober 1913, pp. 1. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  26. a b Müller, Erik, Medaille van het Rode Kruis. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  27. Rijnberk, G. van (14 april 1936). Vijf en twintig jaren pestbestrijding op Java. Gearchiveerd op 5 maart 2016. Ned Tijdschr Geneeskd. 80: 1788-92
  28. Tienhoven, A. van, Brusse, M.J. (1915), De gruwelen van den oorlog in Servië : het dagboek van den oorlogs-chirurg A. van Tienhoven / naverteld door M.J. Brusse. W.L. & J. Brusse, Rotterdam.
  29. "Ned. ambulance in Frankrijk", Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 6 september 1915, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  30. "Terugkeer van de Nederl. ambulance in Frankrijk", Algemeen Handelsblad, 20 april 1919, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  31. "Dr. P. Beyers. †", De Telegraaf, 21 december 1915, pp. 2. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  32. "Nederlanders in Servië", Rotterdamsch nieuwsblad, 13 oktober 1915, pp. 6. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  33. "De Nederlandsche ambulance in Frankrijk", Nieuwe Rotterdamsche Courant, 5 oktober 1915, pp. 1. Geraadpleegd op 14 maart 2020.
  34. "De ambulance voor Duitschland en Oostenrijk", Nieuwsblad van het Noorden, 28 december 1915, pp. 2. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  35. "Nederlandsche ambulancen", De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad, 22 februari 1916, pp. 7. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  36. - (25 maart 1917). Nederlandsche ambulances voor Duitschland en Oostenrijk-Hongarije. Gearchiveerd op 5 maart 2016. Ned Tijdschr Geneeskd. 61: 1404-6
  37. "Onder de Russische Gewonden", Algemeen Handelsblad, 8 november 1916, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  38. Brusse, M.J, "Onder de Menschen : Een Hollandsch hospitaal in een gebombardeerde stad", Nieuwe Rotterdamsche Courant, 4 juli 1917, pp. 5. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  39. Brusse, M.J. (1917), Een Hollandsch hospitaal in een gebombardeerde stad / door M.J. Brusse. W.L. & J. Brusse, Rotterdam.
  40. "De leden der Abessijnsche ambulance onderscheiden", De Gooi- en Eemlander : nieuws- en advertentieblad, 8 juli 1936, pp. 7. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  41. Winckel, Ch.W.F., Colaço Belmonte, A. (1936), Het Nederlandsche Roode Kruis in Ethiopië : waar onze vlag eens wapperde. Van Kampen, Amsterdam.
  42. Veeneklaas, G.M.H. (1936), Doktoren op marsch. Callenbach, Nijkerk.
  43. "Een Nederlandsche ambulance naar Finland : Het Roode Kruis nam gisteren het besluit", De Gooi- en Eemlander : nieuws- en advertentieblad, 20 januari 1940, pp. 1. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  44. Getuigen Verhalen, Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten, interview 02. Cogis. Geraadpleegd op 22 juli 2015.
  45. Meinsma, E., De Nederlandse Ambulance. Geraadpleegd op 22 juli 2015.