Requiem Canticles

Requiem Canticles
Graf Igor en Vera Stravinsky op San Michele, Venetië
Componist Igor Stravinsky
Soort compositie requiem
Gecomponeerd voor alt, tenor, koor en orkest
Opusnummer W108
Compositiedatum 1965-1966
Première 13 augustus 1966
Duur 15 minuten
Vorige werk Introitus
Volgende werk The Owl and the Pussycat
Oeuvre Oeuvre van Igor Stravinsky
Portaal  Portaalicoon   Klassieke muziek

Requiem Canticles - 'To the memory of Helen Buchanan Seeger' - (W108) is een seriële compositie van Igor Stravinsky voor contra-alt en bas, koor en orkest, gecomponeerd in 1965 en 1966 en voltooid op 13 augustus 1966 in Hollywood. Het werk, met een duur van ongeveer 15 minuten, werd o.l.v. Robert Craft voor het eerst uitgevoerd op 8 oktober 1966 op Princeton University

Ontstaansgeschiedenis

De Requiem Canticles waren in 1965 besteld door Stanley Seeger, ter nagedachtenis aan zijn moeder. Helen Buchanan Steeger had een groot legaat nagelaten aan de Universiteit van Princeton, met de voorwaarde dat haar zoon een stem zou hebben in de bestemming ervan. De muziekafdeling van de universiteit werd een van de belangrijkste begunstigden en Stanley Seeger wilde dat een deel van het geld gebruikt zou worden voor een muzikaal monument voor zijn moeder.

"Iedereen die van mijn Agon, Variations en Requiem Canticles houdt is enige dankbaarheid verschuldigd aan de man die mijn creatieve leven de laatste jaren heeft ondersteund[1]. De invloed die Robert Craft heeft gehad op composities van Stravinsky, waaronder de Requiem Canticles, heeft hij zelf o.a. in Glimpes of a Life beschreven[2]

Tekst

De tekst voor de Requiem Canticles bestaat uit korte stukken uit delen van de Missa pro Defunctis, met name de Sequentia. De keus voor de teksten – een keuze voor meer de dreigende dan de troostrijke delen, zoals na de première werd gezegd – werd door Robert Craft gemaakt[3]

  • Prelude
  • Exaudi (uit het Introïtus)
Exaudi orationem meam,
ad te omnis caro veniet.
  • Dies Irae (uit de Sequentia)
Dies irae, dies illa,
Solvet saeclum in favilla,
Teste David cum Sibylla.
Quantus tremor est futurus,
Quando Judex est venturus,
Cuncta stricte discussurus!
  • Tuba Mirum (uit de Sequentia)
Tuba mirum spargens sonum
Per sepulchra regionum
Coget omnes ante thronum
  • Interlude
  • Rex Tremendae (uit de Sequentia)
Rex tremendae majestatis,
Qui salvandos salvas gratis,
Salva me, fons pietatis.
  • Lacrimosa (uit de Sequentia)
Lacrimosa dies illa,
Qua resurget ex favilla,
Judicandus homo reus,

Huic ergo parce Deus:

Pie Jesu Domine,
Dona eis requiem. Amen.
  • Libera Me (uit de liturgie gezongen tijdens de absoute na de mis)
Libera me Domine, de morte aeterna, in die illa tremenda:
Quando coeli movendi sunt et terra:
Dum veneris judicare saeculum per ignem.
Tremens factus sum ego, et timeo, dum discussio venerit, atque ventura ira.
Quando coeli movendi sunt et terra.
Dies illa, dies irae, calamitatis et miseriae, dies magna et amara valde.
Libera me.
  • Postlude

Compositie

De opbouw van de Requiem Canticles is symmetrisch. Het werk bestaat uit tweemaal drie vocale delen, die worden ingebed door een prelude, een interlude en een postlude.

De Requiem Canticles is een seriële compositie, met andere woorden gebaseerd op een twaalftoonreeks. Een serie of reeks bestaat uit alle twaalf tonen uit de chromatische toonladder die in principe gelijkwaardig zijn en die door de componist in een bepaalde vologorde zijn gerangschikt. De intervalrelatie tussen de tonen – dat wil zeggen de afstand tussen de individuele tonen - bepaalt de aard van de reeks. De reeks is een voorbereiding van het muzikale materiaal en staat los van gebruikte thema's en melodieën; het gaat hier om de allereerste materiaalstructuur die de componist gaat inzetten. De twaalf tonen zijn even belangrijk en de muziek heeft daarom geen toonaard.

Naast de reeks heeft de componist een viertal vormen tot zijn beschikking die het verloop van de reeks bepalen:

  • de grondvorm met daarin de twaalf tonen in de oorspronkelijke vorm. Die reeks wordt met P (of P-0) aangeduid; voor de Requiem Canticles is dat f-g-dis-e-fis-cis-b-c-d-a-gis-ais.
  • de kreeftengang of retrograad, waarin de richting van de tonen is omgedraaid. De oorspronkelijke reeks van achter naar voren: in dit geval ais-gis-a-d-c-b-cis-fis-e-dis-g-f
  • de omkering van de kreeftengang
  • de omkering, waarin de richting van de tonen, van de intervallen, wordt omgedraaid: wat in bovenwaartse richting gaat nu in gelijke mate benedenwaarts.

De reeksen kunnen worden getransponeerd en de omkeringen tasten de structuur niet aan van het oorspronkelijke materiaal.

In deze betrekkelijk korte compositie maakte Stravinsky gebruik van twee series. Stravinsky heeft de gebruikelijke vierde vorm vervangen door een reeks die begint met de eerste noot van de kreeftengang (ais dus) en volgt dan de kreeftengang in omkering.

Stravinsky veranderde tijdens de repetities de instrumentatie: twee delen voor trompetten werden omgezet voor trombones, aanpassing van slagwerkpartijen, afzien van een harmonium en de partijen toedelen aan hoorns, contrabas en fagotten[1]. Stravinsky merkte op dat mensen in de Requiem Canticles, tot zijn verrassing, andere composities terughoorden, zoals Oedipus Rex in het Tuba Mirum en Les Noces in het Postlude[1].

De Requiem Canticles werden uitgevoerd tijdens de uitvaartmis voor Stravinsky op 15 april 1971 in de Santi Giovanni e Paolo in Venetië. Het werk is in wezen ongeschikt voor een kerk, omdat het een korte nagalm nodig heeft. De Requiem Canticles is 'kamermuziek, dun, puntig gearticuleerd, en klink beter in een klein Italiaans operatheater dan in een kathedraal'[4]

Oeuvre

Zie het Oeuvre van Igor Stravinsky voor een volledig overzicht van het werk van Stravinsky.

Geselecteerde discografie

  • Elaine Bonazzi (alt), Donald Grimm (bas), The Ithaca College Concert Choir en het Columbia Symphony Orchestra o.l.v. Robert Craft, in de 'Igor Stravinsky Edition op het deel 'Robert Craft conducts under the Supervision of Igor Stravinsky' (met Chant du Rossignol, Danses concertantes, Epitaphium, Double Canon, Abraham and Isaac en Variations)(Sony Classical, SMK 46 302)[5].
  • Sophie van Sante (mezzosopraan), Günther Reich (bas), Nederlands Kamerkoor en het Concertgebouworkest o.l.v. Bernard Haitink (met Orpheus, Movements en Threni)(Q Disc 97014)
  • Susan Bickley (alt) en David Wilson-Johnson (bariton), New London Chamber Choir en London Sinfonietta o.l.v. Oliver Knusen (met The Flood, Abraham and Isaac en Variations)(DGG 447 068-2)
  • Irène Friedl (alt), Michel Brodard (bas), Choeur Pro Arte de Lausanne, Choeur de Chambre Romande en het Orchestre de la Suisse Romande o.l.v. Neemi Järvi (met Sacre du Printemps, Canticum Sacrum en Von Himmel hoch da komm ich her)(Chandos CHAN 9408)
  • Stella Doufexis (alt), Rudolf Rosen (bas), SWR Vokalensemble Stuttgart en het SWR Sinfonieorchester Baden-Baden und Freiburg o.l.v. Michael Gielen (met Canticum Sacrum en Agon)(Hänssler 93.226)

Literatuur

  • Andriessen, Louis en Elmer Schönberger (1983), Het Apollinisch uurwerk. Over Stravinsky, Amsterdam, De Bezige Bij
  • Boucourechliev, André (1987), Stravinsky (vertaald uit het Frans), New York, Holmes& Meier
  • Craft, Robert (1984; red), Appendix G, On the Chronology of the Requiem Canticles, blz. 467-471, in Stravinsky. Selected Correspondence Volume II, New York, Alfred A. Knopf
  • Craft, Robert (1992), Stravinsky: Glimpses of a Life, New York, St. Martin's Press
  • Griffiths, Paul (2001), Serialism, in The New Grove Dictionary of Music and Musicians, Oxford etc., Oxford University Press
  • Libman, Lillian (1972), And Music at the Close. Stravinsky's Last Years. A Personal Memoir, Londen etc., Macmillan
  • Perle, George (1991), Serial Composition and Atonality. An Introduction to the Music of Schoenberg, Berg and Webern, Berkeley etc., University of California Press
  • Perle, George en Paul Lansky (2001), Twelve-note composition, in The New Grove Dictionary of Music and Musicians, Oxford etc., Oxford University Press
  • Stravinsky, Igor (1972), Themes and Conclusions, Londen, Faber and Faber
  • White, Eric Walter (1979), Stravinsky. The Composer and his Works, Londen, Faber and Faber
  • Whittall, Arnold (2008), The Cambridge Introduction to Serialism, Cambridge etc., Cambridge University Express
Bronnen, noten en/of referenties
  1. a b c Themes and Conclusions
  2. "…without me Stravinsky would not have taken the path he did after the The Rake's Progress. Those music lovers preferring another opera, more pas de deux, and some additional concertos, will feel that they have been cheated; others, admirers of Abraham and Isaac, of The Flood and Requiem Canticles, will thank me…..that Stravinsky was already 'acquainted' in 1948 with 'the works and the methods of the New Viennese School' is breathtaking in its ignorance not only of Stravinsky but of American musical life from 1948 to 1953. When I met Stravinsky, he did not know a single measure of music by Schoenberg, Berg, or Webern, had no copy in his library of any of their pieces, and did not understand the meaning of the word 'tone-row' "("…zonder mij zou Stravinsky niet de richting gekozen hebben die hij koos na de Rake's Progress. Die muziekliefhebbers die nog een andere opera wilden, meer pas de deux, en nog wat extra concerten, die zullen zich bedrogen voelen; anderen, bewonderaars van Abraham and Isaac, van The Flood en de Requiem Canticles, zullen mij danken….dat Stravinsky in 1948 al 'bekend' was met de werken en de methodes van de Nieuwe Weense School is van een schokkende onbekendheid, niet alleen met Stravinsky, maar ook met het Amerikaanse muziekleven van 1948 tot 1953. Toen ik Stravinsky ontmoette kende hij geen enkel muziekwerk van Schönberg, Berg of Webern, had hij geen exemplaar in zijn bibliotheek van hun stukken en begreep hij de betekenis van het woord 'toonreeks' niet" (vertaling Bozar) ); Glimpses of a Life
  3. Glimpses of a Life
  4. Het Apollinisch uurwerk
  5. De première-uitvoering werd door Columbia 3 dagen later opgenomen. O.a. het gevaar dat zijn werken verkeerd uitgevoerd zou worden had Stravinsky doen besluiten zelf opnames te maken van het grootste deel van zijn composities voor Columbia Records, later opgegaan in CBS en Sony. Desalniettemin schreef hij op 27 februari 1967 aan Columbia dat zij de opname van de Requiem Canticles niet moesten uitbrengen. "De contra-alt- en de bassolo's zijn fout geïntoneerd, en er zijn een aantal verkeerde noten en andere fouten….een onrijpe uitvoering" (Glimpses of a Life). Volgens Lillian Libman, Stravinsky's naaste medewerker in zijn laatste levensjaren, was de reden van de brief dat Stravinsky niet wilde dat opnames werden uitgebracht onder zijn naam, terwijl een ander – Robert Craft – ze in werkelijkheid dirigeerde (And Music at the Close); op de latere heruigave op CD staat Craft vermeld als dirigent 'under supervision of Igor Stravinsky'