Bayan Mandahuformatie

Kaart met ligging van het dorp en vindplaats Bayan Mandahu in de autonome regio Binnen-Mongolië van de Volksrepubliek China, met vermelding van andere belangrijke vindplaatsen uit het Laat-Campanien van de Gobiwoestijn.[1]

De Bayan Mandahuformatie (Bayan Mandahu redbeds) is een geologische formatie langs de zuidelijke rand van de Gobiwoestijn in de autonome regio Binnen-Mongolië van de Volksrepubliek China. De naam van de formatie verwijst naar het dorp en bekende vindplaats van gewervelde fossielen Bayan Mandahu (North Canyon), ongeveer 40 km noordelijk van Urad Houqi Banner, Bayan Nur. De Bayan Mandahu redbeds bevinden zich ongeveer vijftig kilometer ten noordwesten van het Lang Shangebergte dat het zuidelijk deel van de huidige Mongoolse Hoogvlakte en het Gobibekken van de alluviale vlakte van de Gele Rivier scheidt. Zoals het geval is met vele andere locaties in de Gobi is er geen informatie beschikbaar met betrekking tot de absolute ouderdom[2] van de Bayan Mandahu-ontsluitingen. Maar gebaseerd op algemene overeenkomsten tussen de gewervelde fauna en de sedimenten van de Bayan Mandahuformatie en de Djadochtaformatie in de pre-Altai Gobi,[3] plaatst men de Bayan Mandahuformatie in het Boven-Krijt, in de etage Campanien (tussen ca. 75 tot ca. 71 miljoen jaar oud).[4] De twee formaties worden beschouwd als stratigrafische correlaties. De sedimenten van de Bayan Mandahuformatie bestaan voor het grootste deel uit mudstone,[5] fijne zanden en caliches[6] en werden afgezet tussen een bergketen en een duingebied[3][7] door meren, stromen en duinen. Over het algemeen vertoont de facies veel gelijkenis met die te Bayn Dzak.[3][7]

Zoals ook het geval is te Bayn Dzak is de Dinosauriafauna soortenarm. Andere gewervelden zijn : zoogdieren,[3][8] schildpadden,[9] Squamata[10][11] en krokodilachtigen (Crocodylomorpha). Vertegenwoordigers van de Dinosauria zijn kleine tot middelgrote vleeseters behorende tot de klade Maniraptora (families Oviraptoridae, Troodontidae, Alvarezsauridae en Dromaeosauridae), gepantserde Dinosauriërs (Ankylosauria)[4][12][13][14][15] en kleine gehoornde Dinosauriërs (Protoceratopidae).[12][13][15] Er werden zes verschillende soorten fossiele eieren van gewervelde dieren aangetroffen. De meest voorkomende gewervelden worden aangetroffen in eolische afzettingen en worden daardoor beschouwd als de resten van autochtone thanatocoenosen,[16] waarvan de meeste individuen in situ (ter plaatse) omkwamen door zandstormen. Zeldzame en fragmentarische resten van grote Dinosauria (families Hadrosauridae en Tyrannosauridae, en infraorde Sauropoda) komen voor in grofkorrelige alluviale afzettingen en vormen de allochtone thanatocoenosen[17] van de Bayan Mandahuformatie. Semi-aquatische en aquatische gewervelden komen weinig voor en hebben een lage biodiversiteit.[3] Maar ook de globale lage biodiversiteit van de fossiele levensgemeenschap van de vindplaats te Bayan Mandahu, en binnen de gehele Bayan Mandahuformatie, en de kleine tot middelgrote afmetingen van de aangetroffen individuen, wijzen op een paleomilieu dat onderhevig was aan een relatief hoge druk door belastende milieuomstandigheden. Deze interpretatie is verenigbaar met de conclusies van sedimentologisch onderzoek door Jerzykiewicz et al., 1993.[3]

Op basis van het voorkomen van goed ontwikkelde caliches, alluviale en eolische gesteentelagen, lijkt het klimaat semi-aride of aride geweest te zijn.[3] Te Bayan Mandahu werd wel een hoge diversiteit aan hagedissen vastgesteld,[10] wat eveneens aangeeft en ondersteunt dat de locatie een hete woestijn kan geweest zijn, vergelijkbaar met de huidige Noord-Amerikaanse Sonorawoestijn of de Grote Victoriawoestijn van Australië. De Djadochtaformatie werd op dezelfde manier geïnterpreteerd.[18][19] In de Bayan Mandahu redbeds wordt een verscheidenheid aan sporenfossielen aangetroffen, met rhizolieten[20] en endogene sporen. Sporen van endogene krachten zijn goed bewaard gebleven en zijn typisch geassocieerd met eolische afzettingen, wat erop wijst dat deze afzettingen minstens seizoensgebonden vochtig en samenhangend waren. Volgens Jerzykiewicz et al., 1993[3] kan de stelling van sommige onderzoekers dat het Gobibekken een groot landinwaarts meer was niet behouden blijven binnen de context van de paleontologische en sedimentologische gegevens van de Djadochtaformatie en gecorreleerde formaties. In tegenstelling tot de constante sedimentatie in meren en op hun oevers die karakteristiek was voor het onderliggende Onder-Krijt en Onderste Boven-Krijt van het Gobibekken, markeren de Bayan Mandahuformatie uit het Campanien en de gecorreleerde Djadochtaformatie een uitgesproken verschuiving naar sedimentatie in en rond meren, afgewisseld met eolische sedimentatie in een toenemend droog klimaat.

Paleofauna van de Bayan Mandahuformatie

Zoogdieren (Mammalia)

Genus Species Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon

? Kennalestes[21][22]

K. gobiensis

Kennalestidae Asioryctitheria Eutheria Theria

? Zalambdalestes[21][22]

Z. sp.[23]

Zalambdalestidae Asioryctitheria Eutheria Theria

? Deltatheridium

D. pretrituberculare[21]

Deltatheridiidae Deltatheroidea Metatheria Theria

Djadochtatherium

D. matthewi[21]

Djadochtatheriidae Djadochtatherioidea Multituberculata Allotheria

Guibaatar[24]

G. castellanus

Djadochtatheriidae Djadochtatherioidea Multituberculata Allotheria

Kryptobaatar

K. dashzevegi[21][25]

Djadochtatheriidae Djadochtatherioidea Multituberculata Allotheria

? Tombaatar

T. sabulii[21][26]

Djadochtatheriidae Djadochtatherioidea Multituberculata Allotheria
  • Zalambdalestes
    Zalambdalestes

Dinosauria (Ornithischia)

Genus Species Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon

Protoceratops

P. hellenikorhinus[27]

Protoceratopidae Coronosauria Neoceratopia Ceratopia Marginocephalia Cerapoda

Bagaceratops

B. rozhdestvenskyi[21]

Protoceratopidae Coronosauria Neoceratopia Ceratopia Marginocephalia Cerapoda

Breviceratops

B. kozlowskii[21]

Protoceratopidae Coronosauria Neoceratopia Ceratopia Marginocephalia Cerapoda

Magnirostris

M. dodsoni[28]

Protoceratopidae Coronosauria Neoceratopia Ceratopia Marginocephalia Cerapoda

? Udanoceratops[3]

U. tschizhovi Leptoceratopidae Coronosauria Neoceratopia Ceratopia Marginocephalia Cerapoda

Pinacosaurus

P. mephistocephalus[29]

Ankylosauridae Ankylosauria Thyreophora Genasauria

Pinacosaurus

P. grangeri[21]

Ankylosauridae Ankylosauria Thyreophora Genasauria
Hadrosauridae indet.[30][31] Euornithopoda Cerapoda Genasauria
  • Bagaceratops rozhdestvenskyi
    Bagaceratops rozhdestvenskyi
  • Udanoceratops tschizhovi
    Udanoceratops tschizhovi
  • Pinacosaurus mephistocephalus
    Pinacosaurus mephistocephalus

Dinosauria (Saurischia)

Genus Species Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon

Linheraptor

L. exquisitus[32]

Velociraptorinae Dromaeosauridae Deinonychosauria Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

? Tsaagan

T. mangas[21]

Velociraptorinae Dromaeosauridae Deinonychosauria Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Velociraptor

V. osmolskae[33]

Velociraptorinae Dromaeosauridae Deinonychosauria Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Saurornithoides

S. mongoliensis[15][34]

Troodontidae Deinonychosauria Paraves Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Linhevenator[35]

L. tani[35]

Troodontidae Deinonychosauria Paraves Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Philovenator

P. curriei[36]

Troodontidae Deinonychosauria Paraves Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Linhenykus

L. monodactylus[37][38]

Parvicursorinae Alvarezsauridae Alvarezsauroidea Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Oviraptor

O. philoceratops[15][34]

Oviraptoridae Oviraptoroidea Oviraptorosauria Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Machairasaurus

M. leptonychus[31]

Ingeniinae (Heyuanninae) Oviraptoridae Oviraptorosauria Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Wulatelong

W. gobiensis[39]

Oviraptoridae Caenagnathoidea Oviraptorosauria Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Oviraptoridae indet.[3][30]

Oviraptorosauria Maniraptora Maniraptoriformes Theropoda

Tarbosaurus[3]

indet.[30]

Tyrannosauridae Tyrannosauroidea Tetanurae Averostra Neotheropoda Theropoda
Tyrannosauridae indet.[30] Tyrannosauroidea Tetanurae Averostra Neotheropoda Theropoda
Theropoda indet.[3][30]
Sauropoda indet.[3][30]
  • Linheraptor exquisitus
    Linheraptor exquisitus
  • Velociraptor osmolskae
    Velociraptor osmolskae
  • Saurornithoides mongoliensis
    Saurornithoides mongoliensis

Crocodylomorpha (krokodilachtigen)

Genus Species Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon

Shamosuchus

S. djadochtaensis[3]

Paralligatoridae Neosuchia Metasuchia Mesoeucrocodylia Crocodyliformes
Crocodyliformes indet. [30][3]

Squamata (schubreptielen)

Genus Species Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon

Isodontosaurus

I. gracilis[21]

Gobiguania Iguanoidea Iguania Lacertilia (hagedissen)

Anchaurosaurus

A. gilmorei[40]

Gobiguania Iguanoidea Iguania Lacertilia

Xihaina

X. aquilonia[40]

Iguanidae[41] Pleurodonta Iguania Lacertilia

Mimeosaurus

M. crassus[21]

Priscagamidae Chamaeleontiformes Iguania Lacertilia

Priscagama

P. gobiensis[21]

Priscagamidae Chamaeleontiformes Iguania Lacertilia

Pleurodontagama

P. aenigmatoides[21]

Priscagamidae Chamaeleontiformes Iguania Lacertilia

Carusia

C. intermedia[21]

Carusioidea Anguimorpha Iguania Lacertilia

Parviderma

P. inexacta[21][42]

Platynota Anguimorpha Iguania Lacertilia

Gobiderma

G. pulchrum

Monstersauria Anguimorpha[40] Iguania Lacertilia

Conicodontosaurus

C. djadochtaensis

Teiidae[21][40] Polyglyphanodontinae[40] Scincomorpha[40] Lacertilia

? Gobinatus

G. arenosus

Teiidae[21][40] Polyglyphanodontinae[40] Scincomorpha[40] Lacertilia

? Tchingisaurus

T. multivagus

Teiidae[21][40] Polyglyphanodontinae[40] Scincomorpha Lacertilia

Adamisaurus

A. magnidentatus

Teiidae[21][40] Polyglyphanodontinae[40] Scincomorpha Lacertilia

Sineoamphisbaena[43]

S. hexatabularis

Polyglyphanodontidae Amphisbaenia Scincomorpha Lacertilia

Globaura[40]

G. venusta

Globauridae Ardeosauroidea Scincomorpha Lacertilia

Parmeosaurus

P. scutatus[21][40]

familia incertae sedis[40] ? Scincoidea[40] Scincomorpha Lacertilia

Testudines (schildpadden)

Genus Species Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon Hoger taxon

Zangleria

Z. neimongoliensis[15][34]

Nanhsiungchelyidae Trionichoidea Eucryptodira Cryptodira

Basilemys[3]

sp.[44]

Nanhsiungchelyidae Trionichoidea Eucryptodira Cryptodira

Fossiele eieren

Tijdens de expedities van het Dinosaur Project (een samenwerking van Chinese, Canadese en ExTerra wetenschappers)[45] naar de Gobi van Binnen-Mongolië in 1988 en 1990, werden in de buurt van het dorp Bayan Mandahu in de redbeds van het Campanien een thanatocoenose gewervelde fossielen gevonden en 'nesten' met Dinosauriëreieren die bijna identiek is aan, maar rijker is dan die van de Djadochtaformatie van Mongolië. Twee kleine geografische gebieden van de redbeds, het North Canyon- en het Gategebied, werden grondig onderzocht. Eieren van Dinosauriërs en van andere gewervelden komen zowel in clusters (nesten) als geïsoleerd voor. De hoedanigheid 'nesten' werd afgeleid louter van het feit dat de structuur van de sedimenten die deze eierenclusters omgeven karakteristiek uniform is, en dus geen informatie levert over de vorm van deze nesten. Er kunnen zes verschillende types eieren onderscheiden worden te Bayan Mandahu. Omdat geen enkel ei geassocieerde embryonische resten bevat, kan er geen enkel met zekerheid aan een Dinosauriërsoort of aan een andere soort gewervelde toegewezen worden. Het kleinste type ei is door slechts één exemplaar vertegenwoordigd dat minder dan 1,5 cm lang is. Het lijkt op een klein vogelei en is aan één uiteinde smaller. Het tweede type ei is ongeveer 2,5 cm lang, komt relatief algemeen voor in Mongolië en wordt toegewezen aan Gobipteryx (klasse vogels, klade Enantiornithes, familie Gobipterygidae).[46] Maar fossielen van deze vogel komen voor in de sedimenten van Barun Goyot, niet in die van de Djadochtaformatie die zowel qua ouderdom als fossielinhoud sterk gecorreleerd is aan de Bayan Mandahuformatie. Het is dus onzeker dat dit type ei in de Bayan Mandahuformatie afkomstig is van Gobipteryx. Een derde type ei is bijna rond en heeft een diameter van tussen de zes en acht centimeter. Dit kunnen eieren van carnivore Dinosauria zijn omdat de vorm overeenkomt met de vorm van eieren die aan Allosaurus werden toegewezen.[47] Maar meer langwerpige eieren werden ook voorlopig als Theropode eieren geïdentificeerd.[46]

De meerderheid van de door het Dinosaur Project ontdekte eieren vertegenwoordigt twee langwerpige types. Het type dat over het algemeen aan Protoceratops toegewezen wordt is achttien tot twintig centimeter lang met langwerpige strepen op de dikke eierschaal. Eieren van dit type worden meestal gevonden in clusters die tot dertig stuks bevatten en werden in paren in een tot drie lagen dikke cirkelvormige spiraal gelegd. Ze staan onder een hoek naar binnen wijzend naar het centrum van de cluster, waar zich geen eieren bevinden. Deze clusters kunnen volgens Rozhdestvensky, 1977[48] gebaseerd op de relatief grote afmetingen van volwassen Ankylosauria in vergelijking met de afmetingen van volwassen Protoceratopidae, van de eerste groep afkomstig zijn. Mikhailov[46] wees ze toe aan Theropoda. Het tweede type langwerpig ei is met een lengte van veertien centimeter kleiner dan het eerste langwerpige type, heeft een dunnere, gladdere schaal en is op basis van de afmetingen een betere kandidaat voor het Protoceratopide ei. Dit is het type dat Mikhailov[46] toewees aan Protoceratopidae. Een vindplaats in het Gategebied leverde grote ronde eieren met een relatief dikke schaal. Ze kunnen goed vergeleken worden met Sauropode eieren die heel regelmatig in Frankrijk gevonden worden,[46] maar ook Hadrosauridae leggen eieren met deze vorm. Volgens Jerzykiewicz et al. (1993),[3] is de ontdekking van grote hoeveelheden fossiele eieren van gewervelden te Bayan Mandahu een indirecte ondersteuning voor de conclusie van hun onderzoek dat het klimaat er gedurende het Laat-Campanien semi-aride was. Op vele vindplaatsen van Dinosauriëreieren in Noord-Amerika worden deze immers karakteristiek aangetroffen in associatie met paleosolen die droog en kalkhoudend[6] waren, kenmerken die gelinkt worden aan een droog of een seizoensgebonden droog klimaat.

In 1990 vond het Dinosaur Project te Bayan Mandahu een onvolledig skelet van de kleine vleeseter Oviraptor philoceratops bovenop een nest met eieren. Van de zes bekende specimina van deze soort uit het Gobigebied is dit het tweede exemplaar dat aangetroffen werd in interactie met eieren op het moment dat het begraven werd door zand tijdens een zandstorm. Er zijn drie mogelijke verklaringen voor de associatie met de eieren. Ofwel betreft het hier een broedend exemplaar dat probeerde de eieren van een zandstorm af te schermen maar door het zand bedolven en verstikt werd, ofwel betreft het een vrouwelijk dier dat stierf tijdens het afzetten van de eieren, ofwel is het een exemplaar dat de eieren aan het opeten was en door een zandstorm verrast werd.[13]

Ichnofossielen

De eolische afzettingen te Bayan Mandahu bevatten overvloedige sporenfossielen (ichnofossielen). De meest voorkomende zijn : boorgangen in beenderen, rhizolieten,[20] de ichnogenera[49] Ancorichnus en Taenidium met meniscate graafgangen (menisci) en Teichichnusachtige tabulaire (gelaagde) of spiraalvormige retrusieve spreiten (van het Duitse Spreite, wat 'blad' en meer bepaald 'bladlichaam' betekent). Dit zijn gebogen, gestapelde, gelaagde structuren die kenmerkend zijn voor bepaalde sporenfossielen en worden gevormd door gravende ongewervelde organismen die heen en weer tunnelen door sediment op zoek naar voedsel (sedimenteters). Het organisme beweegt juist voldoende loodrecht aan het begin van elke over-en-weer-beweging, zodat het een eerder getunneld gebied niet opnieuw bewerkt en er zo voor zorgt dat het alleen door vers, onbewerkt sediment beweegt. Er worden algemeen twee soorten spreiten erkend. Uitgestrekte spreiten zijn het resultaat van bewegingen van gravende organismen weg van de ingang van de graafgangen (een neerwaartse beweging), terwijl retrusieve spreiten het gevolg zijn van bewegingen naar de ingang van de graafgangen (een opwaartse beweging). Retrusieve spreiten worden ook wel 'ontsnappingsgraafgangen' genoemd, omdat ze pogingen vertegenwoordigen van gravende organismen om tijdens perioden van hoge sedimentatie te voorkomen dat de ingang van de graafgangen begraven wordt. Ze ontsnappen aan te diep begraven worden door geleidelijk opwaarts te tunnelen, waarbij ze een gestapelde (gelaagde of laminaire) verticale opeenvolging van sediment achter zich vormen. Spreiten verschillen van menisci, platte tot licht gebogen, opvullende structuren die in sommige buisvormige graafgangen worden aangetroffen. Menisci worden gevormd wanneer gravende organismen sediment en soms ook uitwerpselen achter zich opstapelen terwijl ze door de graafgangen bewegen. Omdat menisci en spreiten verschillende gedragingen vertegenwoordigen, is het onderscheid tussen spreiten en meniscate graafgangen een belangrijk criterium voor de identificatie van bepaalde ichnotaxa.[50] Er werd slechts één gewerveld ichnofossiel gevonden, nl. een pootafdruk van waarschijnlijk een hagedis. De structuurloze, te zachte eolische afzettingen zijn waarschijnlijk de oorzaak van de zeldzaamheid van zulke sporen. Ondanks de vele gewervelde fossielen werden er geen holen of coprolieten gevonden die zonder twijfel associeerbaar zijn met gewervelden. De ongewervelde ichnofossielen komen algemeen voor in zowel afzettingen met kriskras-gelaagdheid[51] als in de eolische sedimenten. Ze zijn goed gepreserveerd, wat aangeeft dat de afzettingen waarin ze voorkomen minstens seizoensgebonden vochtig en samenhangend waren.[52] De ichnogenera Taenidium en Ancorichnus worden soms in dichte concentraties, die relatief op dichte verzamelingen rhizolieten lijken, aangetroffen. Meestal echter kunnen deze ichnogenera gemakkelijk van rhizolieten onderscheiden worden omdat ze inwendig goed ontwikkelde meniscate laminae[53] hebben en niet vertakken of puntvormig uitlopen. Teichichnusachtige spreiten kunnen afmetingen bereiken van enkele tientallen centimeters tot verschillende meters en sommige hebben een complexe structuur en vertonen talrijke tunnels en knobbels. De Teichichnusachtige structuren en ook minstens enkele van de meniscate graafgangen werden mogelijk gevormd door selectieve sedimenteters. Indien dit zo is betekent dit dat de eolische afzettingen oorspronkelijk aanzienlijke hoeveelheden organisch materiaal bevatten dat niet gepreserveerd is.[54][55]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Czepiński, Ł. (2020). New protoceratopsid specimens improve the age correlation of the Upper Cretaceous Gobi Desert strata. Acta Palaeontologica Polonica 65 (3): 481–497. https://www.app.pan.pl/archive/published/app65/app007012019.html
  2. 'Absolute ouderdom' is de precieze plaatsing in de tijd. Absolute dateringen zijn meestal gebaseerd op natuurkundige methoden. Op dendrochronologie en kalenders na geven deze methoden meestal niet een precieze datering; er is altijd een bepaalde onzekerheid. Deze wordt meestal groter naarmate de datering verder terug in de tijd ligt.
  3. a b c d e f g h i j k l m n o p q Jerzykiewicz, T., Currie, P.J., Eberth, D.A., Johnston, P.A., Koster, E.H., Zheng, J.-J. (1993). Djadokhta formation correlative strata in Chinese Inner Mongolia: an overview of the stratigraphy, sedimentary, and paleontology and comparisons with the type locality in the pre-Altai Gobi. In: Currie, P.J. (Ed.), Canadian Journal of Earth Sciences. Results from the Sino-Canadian Dinosaur Project vol. 30, 2180-2195.
  4. a b Godefroit, P., Currie, P. J., Hong Li Yong Shang Chang and Dong Zhi‐Ming (2008). A new species of Velociraptor (Dinosauria, Dromaeosauridae) from the Upper Cretaceous of Northern China. Journal of Vertebrate Paleontology, 28, 432– 438.
  5. Mudstone is een fijnkorrelig sedimentair gesteente waarvan de oorspronkelijke componenten modder en/of klei waren.
  6. a b 'Caliche' is een sedimentair gesteente, een verhard natuurlijk cement (bindmiddel) bestaande uit calciumcarbonaat. Het bindt andere materialen, zoals silt, gravel, zand en klei.
  7. a b Eberth, D.A. (1993). Depositional environments and facies transitions of dinosaur‐bearing Upper Cretaceous redbeds at Bayan Mandahu (Inner Mongolia, People’s Republic of China). Canadian Journal of Earth Sciences, 30, 2196– 2213.
  8. Smith, T., Guo, D.‐Y. and Sun, Y. (2001). A new species of Kryptobaatar (Multituberculata): the first Late Cretaceous mammal from Inner Mongolia (P.R. China). Bulletin de L’Institut Royal Des Sciences Naturelles De Belgique, 71, 29– 50.
  9. Brinkman, D.B. and Peng Jiang‐Hua (1996). A new species of Zangerlia (Testudines: Nanhsiungchelydae) from the Upper Cretaceous redbeds at Bayan Mandahu, Inner Mongolia, and the relationships of the genus. Canadian Journal of Earth Sciences, 33, 526– 540.
  10. a b Gao Ke‐Qin and Hou Lianhai (1996). Systematics and taxonomic diversity of squamates from the Upper Cretaceous Djadochta Formation, Bayan Mandahu, Gobi Desert, People’s Republic of China. Canadian Journal of Earth Sciences, 33, 578– 598.
  11. Wu Xiao‐Chun, Brinkman, D.B. and Russell, A.P. (1996). Sineoamphisbaena hexatabularis, an amphisbaenian (Diapsida: Squamata) from the Upper Cretaceous redbeds at Bayan Mandahu (Inner Mongolia, People’s Republic of China), and comments on the phylogenetic relationships of the Amphisbaenia. Canadian Journal of Earth Sciences, 33, 541– 577.
  12. a b Currie, P.J. and Peng Jian‐Hua (1993). A juvenile specimen of Saurornithoides mongoliensis from the Upper Cretaceous of northern China. Canadian Journal of Earth Sciences, 30, 2224– 2230.
  13. a b c Dong Zhi‐Ming and Currie, P.J. (1996). On the discovery of an oviraptorid skeleton on a nest of eggs at Bayan Mandahu, Inner Mongolia, People’s Republic of China. Canadian Journal of Earth Sciences, 33, 631– 636.
  14. Godefroit, P., Superbiola Pereda, X., Hong Li and Dong Zhiming (1999). A new species of the ankylosaurid dinosaur Pinacosaurus from the Late Cretaceous of Inner Mongolia (People’s Republic of China). Bulletin de L’Institut Royal Des Sciences Naturelles De Belgique, 69, 17– 36.
  15. a b c d e Lambert, O., Godefroit, P., Li Hong, Shang Chang‐Young and Dong Zhi‐Ming (2001). A new species of Protoceratops (Dinosauria, Neoceratopsia) from the Late Cretaceous of Inner Mongolia. Bulletin de L’Institut Royal Des Sciences Naturelles De Belgique, 71, 5– 28.
  16. Een 'autochtone thanatocoenose' is een fossiele levensgemeenschap gevormd door individuen die leefden op de locatie waar ze gevonden worden.
  17. Een 'allochtone thanatocoenose' is een fossiele levensgemeenschap gevormd door individuen die niet op de locatie waar ze gevonden worden leefden en waarvan de resten van elders door watertransport aangevoerd werden.
  18. Fastovsky, D.E., Badamgarav, D., Ishimoto, H., Watabe, M. and Weishampel, D.B. (1997). The paleoenvironments of Tugriken‐Shireh (Gobi Desert, Mongolia) and aspects of the taphonomy and paleoecology of Protoceratops (Dinosauria: Ornithischia). Palaios, 12, 59– 70.
  19. Loope, D.B., Dingus, L., Swisher, C.C. and Minjin, C. (1998). Life and death in a Late Cretaceous dune field, Nemegt Basin, Mongolia. Geology Magazine, 26, 27– 30.
  20. a b 'Rhizolieten' zijn door de activiteiten en ontbinding van plantenwortels gevormde organosedimentaire structuren in bodems en/of fossiele bodems (paleosolen). Het zijn wortelmallen, afgietsels en buisjes, versteende wortels en rhizocreties. Rhizocreties zijn pedodiagenetische mineraalophopingen rond plantenwortels. Rhizolieten en andere kenmerkende modificaties van de bodemtextuur van carbonaat door plantenwortels zijn belangrijk voor het identificeren van paleosolen.
  21. a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u https://www.app.pan.pl/archive/published/app65/app007012019.html
  22. a b https://www.mv.helsinki.fi/home/mhaaramo/metazoa/deuterostoma/chordata/synapsida/eutheria/eutheria_1.html
  23. 'Sp.' is de afkorting voor species, en betekent dat aan het genus (geslacht) (nog) geen species (soort) kon toegewezen worden.
  24. http://fossilworks.org/bridge.pl?a=taxonInfo&taxon_no=404414[dode link]
  25. https://web.archive.org/web/20180705124434/http://fossilworks.org/bridge.pl?a=taxonInfo&taxon_no=39842
  26. https://web.archive.org/web/20170623133417/http://fossilworks.org/bridge.pl?a=taxonInfo&taxon_no=106767
  27. Lambert, O., Godefroit, P., Li, H., Shang, C.-Y. and Dong, Z.-M. (2001). A new species of Protoceratops (Dinosauria, Neoceratopsia) from the Late Cretaceous of Inner Mongolia (P. R. China), Bulletin de l'Institut Royal des Sciences Naturelles de Belgique, Science de la Terre 71(supplement): 5-28.
  28. You, H. and Dong, Z. (2003). A new protoceratopsid (Dinosauria: Neoceratopsia) from the Late Cretaceous of Inner Mongolia, China", Acta Geologica Sinica 77(3): 299-303.
  29. Godefroit, P., Pereda-Suberbiola, X., Li, H., and Dong, Z. (1999). A new species of the ankylosaurid dinosaur Pinacosaurus from the Late Cretaceous of Inner Mongolia (P.R. China), Bulletin de l'Institut Royal des Sciences Naturelles de Belgique, Sciences de la Terre 69(supplement): 17-366.
  30. a b c d e f g Indet. is de afkorting van het Latijn indeterminatus = onbepaald. In dit geval is het laagste taxon dat bepaald werd de familie Hadrosauridae. Genus (geslacht) en species (soort) konden niet bepaald worden.
  31. a b Longrich, N.R., Currie, P.J., Zhi-Ming, D. (2010). A new oviraptorid (Dinosauria: Theropoda) from the Upper Cretaceous of Bayan Mandahu, Inner Mongolia. Palaeontology 53 (5): 945-960. DOI:10.1111/j.1475-4983.2010.00968.x.
  32. Xing, X., Pittman, M., Sullivan, C., Choiniere, J.N., Tan, Q.W., Clark, Norell, M.A., Shuo, W. (2015). The taxonomic status of the Late Cretaceous dromaeosaurid Linheraptor exquisitus and its implications for dromaeosaurid systematics. Vertebrata PalAsiatica. 53 (1): 29–62.
  33. Godefroit, P., Currie, P.J., Li H., Shang C.Y. & Dong Z.-m. (2008). A new species of Velociraptor (Dinosauria: Dromaeosauridae) from the Upper Cretaceous of northern China. Journal of Vertebrate Paleontology 28 (2): 432-438. DOI: 10.1671/0272-4634(2008)28[432:ANSOVD]2.0.CO;2
  34. a b c Lucas S.G. (2001). Chinese fossil vertebrates. Columbia University Press. ISBN 0-231-08482-X 375 pp.
  35. a b Xu X., Tan Q., Sullivan, C., Han F., Xiao D. (2011). A Short-Armed Troodontid Dinosaur from the Upper Cretaceous of Inner Mongolia and Its Implications for Troodontid Evolution. PLoS ONE 6(9): e22916. DOI:10.1371/journal.pone.0022916 http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0022916
  36. Xu Xing, Zhao Qi, Corwin Sullivan, Tan Qing-wei, Martin Sander & Ma Qing-yu, (2012). The Taxonomy of the Troodontid IVPP V 10597 Reconsidered. Vertebrata PalAsiatica 50 (2): 140-150.
  37. Xu, X., Sullivan, C., Pittman, M., Choiniere, J., Hone, D.W.E., Upchurch, P., Tan, Q., Xiao, D., & Lin, T. (2011). The first known monodactyl non-avian dinosaur and the complex evolution of alvarezsauroid hand. PNAS 108 (6): 2338-2342. DOI: 10.1073/pnas.1011052108.
  38. Xu, X., Upchurch, P., Ma, Q., Pittman, M., Choiniere, J., Sullivan, C., Hone, D.W.E., Tan, Q., Tan, L., Xiao, D., and Han, F. (2013). Osteology of the alvarezsauroid Linhenykus monodactylus from the Upper Cretaceous Wulansuhai Formation of Inner Mongolia, China, and comments on alvarezsauroid biogeography", Acta Palaeontologica Polonica 58(1): 25-46.
  39. Xu Xing, Tan Qing-Wei, Wang Shuo, Corwin Sullivan, David W. E. Hone, Han Feng-Lu, Ma Qing-Yu, Tan Lin & Xiao Dong, (2013). A new oviraptorid from the Upper Cretaceous of Nei Mongol, China, and its stratigraphic implications. Vertebrata PalAsiatica 51 (2): 85-101.
  40. a b c d e f g h i j k l m n o p q Keqin, G., Norell, M.A. (2000). Taxonomic composition and systematics of Late Cretaceous lizard assemblages from Ukhaa Tolgod and adjacent localities, Mongolian Desert. Bulletin of the American Museum of Natural History, nr. 249, 118 pp.
  41. https://www.mindat.org/taxon-4821290.html
  42. https://www.mv.helsinki.fi/home/mhaaramo/metazoa/deuterostoma/chordata/reptilia/lepidosauromorpha/anguimorpha/platynota_1.html
  43. Wu X-C., Brinkman, D.B. & Russell, A. (2011). Sineoamphisbaena hexatabularis, an amphisbaenian (Diapsida: Squamata) from the Upper Cretaceous redbeds at Bayan Mandahu (Inner Mongolia, People's Republic of China), and comments on the phylogenetic relationships of the Amphisbaenia. Canadian Journal of Earth Sciences, 33: 541–577.
  44. Species betekent dat de soort onbepaald is.
  45. Het doel van de wetenschappers van Exterra is het organiseren van gemeenschappelijk onderzoek naar dagzomende gesteenten. De studie van dagzomende gesteenten afkomstig van paleosubductiezones levert een grote bijdrage tot het begrijpen van de gesteenten en processen die verborgen zijn/verborgen plaatsgrijpen onder het oppervlak van actieve subductiezones.
  46. a b c d e Mikhailov, K.E. (1991). Classification of fossil eggshells of amniotic vertebrates. Palaeontologica Polonica, 36: 193 - 238.
  47. Hirsch, K.F., Stadtman, K.L., Miller, W.E., and Madsen, J.H., Jr. (1989). Upper Jurassic dinosaur egg from Utah. Science (Washington, D.C.), 243: 1711 -1713.
  48. Rozhdestvensky, A.K. 1977. The study of dinosaurs in Asia. In Jurij Alexandrovich Orlov Memorial Volume. Edited by S.N. Singh et al. Journal of Palaeontological Society of India, 20: 102- 119.
  49. Een ichnotaxon is een taxon dat gebaseerd is op de 'fossiele activiteiten' van organismen, op levenssporen dus. Het ichnotaxon is het niet-menselijke equivalent van een artefact. De term ichnotaxon is opgebouwd uit het Griekse ίχνος (ichnos = spoor) en ταξις (taxis = ordening). Ichnotaxa zijn namen die gebruikt worden om morfologisch van elkaar verschillende ichnofossielen (sporenfossielen) te onderscheiden en te identificeren. Zoals de tweeledige namen van organismen in de taxonomie van Carl Linnaeus, worden ichnofossielen ook toegewezen aan genera (geslachten) en species (soorten). De taxonomische termen zijn resp. ichnogenus en ichnospecies, afgekort igen. en isp.
  50. Chamberlain, C.K. (1978). "Recognition of trace fossils in cores". In Basan, P.N. (ed.). Trace Fossil Concepts - SEPM Short Course No. 5. Oklahoma City: Society of Economic Paleontologists and Mineralogists. pp. 133–162.
  51. 'Kriskras-gelaagdheid' betekent dat lagen met een dikte van meer dan één cm onder verschillende hoeken afgezet werden of laminaties van minder dan één cm dik.
  52. Ahlbrandt, T.S., Andrews, S., and Gwynne, D.T. 1978. Bioturbation of eolian deposits. Journal of Sedimentary Petrology, 48: 839-848.
  53. Een lamina is een dun laagje, in dit geval werden deze gevormd doordat een gravend sedimentetend organisme het reeds verwerkte sediment achter zich in pakketjes afzette.
  54. Jerzykiewicz, T., Currie, P.J., Johnston, P.A., Koster, E.H., and Gradzinski, R. (1989). Upper Cretaceous dinosaur-bearing eolianites in the Mongolian Basin. In Abstracts, 28th International Geological Congress, Washington, D.C., Vol. 2, pp. 122 - 123.
  55. Johnston, P.A. 1991. A unique trace fossil assemblage in Campanian eolianites near Bayan Mandahu, Inner Mongolia, People's Republic of China. Geological Association of Canada, Program with Abstracts, 16: A62.